ECLI:NL:RBDHA:2024:22959

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 december 2024
Publicatiedatum
3 februari 2025
Zaaknummer
AWB - 24 _ 3745
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen over nabetaling bezoldiging na ontslag wegens wangedrag

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 6 december 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen door verweerder, de staatssecretaris van Defensie, behandeld. Eiser, een voormalig beroepsmilitair, had in 2016 ontslag gekregen wegens wangedrag. Dit ontslag werd later door de Centrale Raad van Beroep vernietigd, waardoor eiser aanspraak maakte op nabetaling van zijn bezoldiging. Eiser had verweerder op 7 november 2023 geïnformeerd over zijn aanspraak op nabetaling, maar verweerder had aanvullende informatie nodig om de bezoldiging te berekenen. De beslistermijn was opgeschort tot 12 januari 2024, en de rechtbank oordeelde dat de ingebrekestelling van eiser op 12 januari 2024 prematuur was, omdat de beslistermijn nog niet was verstreken. Eiser had pas op 19 april 2024 beroep ingesteld wegens niet tijdig beslissen. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, omdat verweerder niet in gebreke was gebleven. Er was geen aanleiding voor proceskostenvergoeding of griffierecht. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/3745

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 december 2024 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. B. van Dijk),
en

de staatssecretaris van Defensie, verweerder

(gemachtigde: mr. S.C.M. Nieuweboer-Wegman).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beslist de rechtbank op het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen door verweerder terzake nabetaling van bezoldiging na een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad).
1.2.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 6 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van verweerder. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
Bij het primaire besluit van 11 februari 2016, gehandhaafd met het besluit op bezwaar van 14 november 2016 (het bestreden besluit), heeft verweerder aan eiser, destijds beroepsmilitair bij de Koninklijke landmacht, ontslag verleend wegens wangedrag op grond van artikel 39, tweede lid, aanhef en onder l, van het Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR) met ingang van 1 maart 2016.
Bij uitspraak van 10 juli 2018 heeft deze rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. [1] Bij uitspraak van 14 september 2023 heeft de Raad in hoger beroep onder meer de uitspraak van de rechtbank van 10 juli 2018 vernietigd, het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, het primaire besluit herroepen en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit. [2]
2.2.
Bij besluit van 6 december 2023 [3] heeft verweerder eiser met ingang van 1 januari 2024 ontslag verleend wegens een vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan. [4] Bij beslissing op bezwaar van 9 april 2024 heeft verweerder dit ontslagbesluit gehandhaafd.
Het door eiser daartegen ingestelde beroep (SGR 24/7838) is nog aanhangig.
2.3.
Bij e-mail van 7 november 2023 heeft eiser verweerder meegedeeld dat hij door het vernietigde ontslagbesluit in beginsel aanspraak maakt op nabetaling van zijn bezoldiging.
Het oordeel van de rechtbank
3. De rechtbank merkt de e-mail van 7 november 2023 aan als een aanvraag, zoals hij zelf ook stelt. [5] Eiser geeft daarmee het signaal dat verweerder hem bezoldiging moet betalen, wat voortvloeit uit de uitspraak van de Raad.
Op 16 november 2023 heeft verweerder eiser meegedeeld welke informatie nodig is om een juiste berekening te kunnen maken. Bezoldiging over de periode 1 maart 2016 tot
1 januari 2024 moet verrekend worden met eventuele andere inkomsten.
Eiser heeft op 12 januari 2024 gedeeltelijk informatie verstrekt. Daarmee is de beslistermijn opgeschort van 17 november 2023 tot en met 12 januari 2024.
De beslistermijn was niet verstreken en de ingebrekestelling van eiser van 12 januari 2024 is prematuur. Dit betekent dat verweerder niet in gebreke was om tijdig een besluit te nemen. [6]
Na het verstrijken van de beslistermijn heeft eiser geen ingebrekestelling meer gedaan. Zijn eerstvolgende actie was het instellen van het beroep op 19 april 2024 wegens niet tijdig beslissen.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep wegens het niet tijdig beslissen is niet-ontvankelijk. Verweerder heeft geen dwangsom verbeurd. Voor vergoeding van proceskostenveroordeling of griffierecht bestaat geen aanleiding.
5. De rechtbank heeft op zitting gewezen op de mogelijkheid om tegen deze mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van A.J. van Rossum, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 december 2024.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

3.Na een voornemen daartoe van 30 oktober 2023.
4.Artikel 39, tweede lid, aanhef en onder m, van het AMAR.
5.Zie de brief van eiser van 5 juli 2024.
6.Uitspraak van de Raad van 26 oktober 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2011, r.o. 4.3.3..