Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Hiema legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser is bi- dan wel homoseksueel en vreest bij terugkeer naar Ghana voor problemen in verband met een wet die recentelijk door het parlement is aangenomen en die de lhbti-gemeenschap (verder) criminaliseert. De Ghanese maatschappij accepteert zijn geaardheid niet. Eiser heeft persoonlijk (nog) geen problemen met zijn geaardheid ondervonden.
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- seksuele gerichtheid (biseksualiteit).
6. De minister acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. De gestelde seksuele gerichtheid acht de minister echter niet geloofwaardig. Volgens de minister heeft eiser inconsistente en vage verklaringen afgelegd over zijn gestelde biseksualiteit. Ook heeft eiser oppervlakkig, algemeen, inconsistent en niet concreet verklaard over zijn gestelde relaties en gevoelens voor mannen. Verder heeft: eiser niet inzichtelijk verklaard over zijn kennis van lhbti in Ghana en over zijn reactie op het daar bestaande taboe. Tenslotte heeft: eiser naar het oordeel van de minister ongerijmd verklaard over zijn kennis over lhbti elders.
7. De minister stelt zich verder op het standpunt dat eiser, gelet op de geloofwaardig geachte elementen, geen vluchteling is zoals bedoeld in het vluchtelingenverdrag en eveneens geen risico loopt op emstige schade bij terugkeer. Hierbij is in aanmerking genomen dat Ghana, behalve voor joumalisten en lhbti, een veilig land van herkomst is2. Daarom is de minister tot de conclusie gekomen dat eiser geen vluchteling is en geen vergunning krijgt op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, ofb, van de Vreemdelingenwet (Vw). De asielaanvraag is afgewezen als kennelijk ongegrond3, aan eiser is niet ambtshalve een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd verleend en aan eiser is een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
Beoordeling door de rechtbank
8. Eiser is van oordeel dat de minister zijn seksuele gerichtheid ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Hij voert hiertoe aan dat bij de beoordeling van zijn relaas onvoldoende rekening is gehouden met zijn culturele referentiekader. Ook stelt hij dat verweerder een onjuist toetsingskader heeft gehanteerd. Hierbij beroept hij zich op de samenwerkingsverplichting en jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) waaruit volgt dat eventuele inconsistenties op detailniveau niet noodzakelijkerwijs de algemene geloofwaardigheid van het relaas aantasten. Verder bestrijdt eiser dat hij inconsistent heeft verklaard over zijn gevoelens voor mannen. Ook over zijn gevoelens voor [A] en [B] heeft hij naar zijn mening consistent en voldoende uitgebreid verklaard. Verder past zijn kennis over het taboe en de impact die dat op hem heeft gehad als ook zijn kennis van de lhbti in Ghana binnen zijn relaas. Tenslotte bestrijdt hij dat hij ongerijmd heeft verklaard over zijn kennis over lhbti elders.
Toetsings- en referentiekader
9. De rechtbank is van oordeel dat de minister het (culturele) referentiekader van eiser voldoende in acht heeft: genomen bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van zijn verklaringen. De minister heeft verklaringen van eiser over zijn seksuele gerichtheid aan de hand van Werkinstructie 2019/17 (WI) beoordeeld. Hierbij is rekenschap gegeven van het
2 zoals bedoeld in de artikelen 36 en 37 van de Procedurerichtlijn
3 Op grond van artikel 30b, eerste lid, onder b, Vw.
(culturele) referentiekader van eiser. Er is door de minister benoemd en meegewogen dat het mogelijk vanuit de Ghanese cultuur niet of minder gebruikelijk is stil te staan en te spreken over niet-heteronormatieve gevoelens. Ook wordt overwogen dat niet van eiser verwacht wordt hij alles weet uit te drukken in woorden. De minister heeft echter naar het oordeel van de rechtbank terecht overwogen dat ondanks cultuur, achtergrond en referentiekader wel van eiser verwacht worden dat hij consistent verklaart. Hierbij wordt overwogen dat aan eiser tijdens het gehoor op het belang van consistente verklaringen en het zo goed mogelijk inzicht geven in persoonlijke gevoelens is gewezen.4 De minister heeft verder bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van de verklaringen overeenkomstig de WI het zwaartepunt bovendien gelegd op de eigen ervaringen en persoonlijke beleving met betrekking tot zijn seksuele geaardheid. Juist als een vreemdeling afkomstig is uit een land waar het zijn van lhbti maatschappelijk onacceptabel of strafbaar gesteld is, is dit van belang. In die situatie is het de vraag of en hoe de vreemdeling zich daaraan heeft aangepast en hoe hij dit heeft beleefd. De minister heeft hiermee juist rekenschap gegeven van het culturele referentiekader van eiser. Ook is in bet besluit, bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van de verklaringen, meegewogen dat eiser gelovig is opgevoed, hoogopgeleid is en naar school is gegaan in een grote stad. Tevens heeft eiser zelf verklaard dat hij zijn seksuele gerichtheid (inmiddels) heeft omarmd5, zodat verwacht mag worden dat hij hier (meer) inzicht over kan verschaffen.
10. Nu de door de minister geconstateerde inconsistenties en vaagheden betrekking hebben op kempunten van het relaas van eiser, bestaat ook geen grond voor het oordeel dat de minister een onjuist toetsingskader heeft gehanteerd. De minister heeft er terecht op gewezen dat het aan eiser is om zijn asielrelaas door middel van zijn verklaringen aannemelijk te maken. De stelplicht en bewijslast betreffende liggen immers bij de vreemdeling. Eiser kan gevolgd worden in zijn stelling dat de vreemdeling en de minister in de fase, waarin de feiten en omstandigheden worden vastgesteld, een samenwerkingsverplichting hebben. Maar die samenwerkingsverplichting gaat niet zo ver dat de verantwoordelijkheid voor het naar voren brengen en aannemelijk maken van het asielrelaas bij de minister komt te liggen. Het betoog faalt.
Verklaringen over de seksuele gerichtheid
11. De minister heeft niet ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat hij inconsistent heeft verklaard over zijn gevoelens voor vrouwen. Eiser is er daarom niet in geslaagd zijn belevingswereld omtrent zijn gevoelens voor mannen en vrouwen, en daarmee zijn seksuele gerichtheid, inzichtelijk te maken. De stellige houding van eiser jegens vrouwen zoals dit in zijn vrije relaas naar voren komt, laat zich niet rijmen met de weifelende verklaringen die eiser nadien in zijn gehoor heeft afgelegd. Zo laat eiser eerst expliciet weten dat hij niets voelt voor meisjes, geen seks met vrouwen wil en zelfs een soort haatgevoelens jegens vrouwen heeft ontwikkeld.6 Daama geeft hij aan dat hij, hoewel hij meer liefdesgevoelens voor mannen heeft, zowel met vrouwen als mannen het bed kan delen. Ook verklaart hij daama dat hij niet totaal afscheid heeft genomen van gevoelens voor vrouwen en dat zijn gevoelens voor vrouwen niet 0,0 is.7 Deze tegenstrijdigheden zijn van zodanige aard dat de minister de verklaring van eiser hiervoor, namelijk dat hij platonische gevoelens heeft verward met (diepere) liefdesgevoelens niet heeft hoeven volgen. Ook de stelling van eiser
4 Zie bijvoorbeeld pagina 9 van het verslag nader gehoor.
5 Zie pagina 14 en 25 van het verslag nader gehoor.
6 Zie pagina 4 van het verslag nader gehoor.
7 Zie p. 10 van het rapport van nader gehoor.
dat de verklaring mede is gelegen in zijn culturele referentiekader kan, gelet op hetgeen onder 9 is overwogen, niet slagen.
Verklaringen over gevoelens voor mannen en zijn relaties met [A] en [B]
12. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich ook niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eisers verklaringen over (de ontwikkeling van) zijn gevoelens voor mannen en zijn relaties met [A] en [B] inconsistent, oppervlakkig en summier zijn. Zo is hij niet eenduidig in zijn verklaringen over de ontwikkeling van zijn verliefdheidsgevoelens voor [A] en blijft hij voor wat betreft zijn gevoelens voor hem steken in algemeenheden. Zo verklaart hij dat zijn gevoelens voor [A] verschilden van de gevoelens voor andere klasgenoten omdat hij met hem mee kon naar huis.8 En dat hij [A] leuk vond omdat hij vrijgevig was en nooit boos werd. Op de vraag waarom hij nu juist verliefd op [A] werd, geeft eiser geen antwoord.9 Ook over [B] , de relatie die naar eigen zeggen bet meest voor hem heeft betekend en zeven maanden heeft geduurd, kan eiser enkel verklaren dat hij hem leuk vond omdat hij vrijgevig was, goed met mensen kon praten en nooit boos werd. Het bijzondere aan de relatie was volgens eiser dat het seksueel goed was en ze goed konden praten.10 Nu dit bij uitstek vragen betreffen over zijn persoonlijke beleving met mannen die naar eigen zeggen veel voor hem en de bewustwording van zijn seksuele geaardheid hebben betekend, mag verwacht warden dat hij bier uitvoeriger en diepgaander over kan verklaren. Dat er zoals eiser heeft gesteld onvoldoende is doorgevraagd is de rechtbank niet gebleken. Tijdens bet gehoor is aan eiser voldoende gelegenheid geboden om hierover te verklaren. Ook voor de stelling van eiser dat de oorzaak hiervan is gelegen in bet sociale referentiekader bestaat, gelet op wat onder 9 is overwogen, geen grand. Het beroep van eiser op een viertal uitspraken hierover11 slaagt niet, nu dit geen gelijke zaken betreffen. In het geval van eiser is namelijk niet alleen bij bet horen maar ook in de besluitvorming rekening gehouden met bet culturele referentiekader van eiser12. Ook bet referentiekader van eiser- die hoogopgeleid is, schoolgaand was in de grate stad en zijn seksuele gerichtheid heeft omarmt - verschilt in hoge mate met dat van deze vreemdelingen.13
Verklaringen over de kennis van LHBTI en het taboe in Ghana
13. De rechtbank is voorts van oordeel dat de minister niet ten onrechte bet standpunt heeft ingenomen dat eiser ongerijmd heeft verklaard over zijn wetenschap van het taboe dat in Ghana rust op lhbti. Eiser heeft verklaard dat hij er pas op (veel) latere leeftijd, namelijk pas nadat hij zijn seksuele geaardheid had omarmd, achter is gekomen dat homoseksualiteit in Ghana niet wordt geaccepteerd. Hiervoor wist hij er helemaal van niets.14 Dit zou betekenen dat hij pas rood zijn dertigste jaar bewust is geworden van bet taboe dat in Ghana rust op homoseksualiteit. Dit is door de minister tegenstrijdig geacht met zijn latere verklaring dat hij tot bet moment dat hij op zijn zeventiende in Kumasi terecht kwam geen idee had van het begrip homoseksualiteit.15 Eiser heeft in zijn beroepsgronden in dit kader
8 Zie p. 12 van het rapport van nader gehoor.
9 Zie p. 12 van het rapport van nader gehoor.
10 Zie p. 19 van het rapport van nader gehoor.
11 ECLl:NLRBDHA:2024:14681, ECLl:NL:RBDHA:2024:12208, ECLl:NL:RVS:2024:898 en ECLI:NL:RVS :2023:1622
14 Zie p. 14 van het rapport van nader gehoor.
15 Zie p. 24 van het rapport van nader gehoor.
aangevoerd dat deze tegenstrijdigheid te verklaren is doordat de vraagstelling niet goed geplaatst was in de tijd. Ook geeft hij aan dat hij deze onduidelijkheid nog tijdens het gehoor bij de gehoonnedewerker heeft opgehelderd. Deze beroepsgrond slaagt niet. Nog daargelaten de precieze plaatsing in de tijdlijn heeft de minister bet ongerijmd mogen vinden dat eiser voor zijn zeventiende geen enkel benul had van de omstandigheid dat er een taboe heerst op homoseksualiteit. Dit gelet op de achtergrond van eiser, namelijk christelijk opgevoed, hoogopgeleid en schoolgaand in een grote stad als ook zijn verklaring dat hij al tijdens zijn middelbare schooltijd met zijn gevoelens voor meisjes worstelde.
14. Ook heeft de minister mogen overwegen dat eiser summier heeft verklaard over wat voor invloed het taboe op lhbti op hem heeft gehad. Eiser geeft in zijn gehoor aan dat hij er wegens dit taboe moeite mee had dat hij op mannen valt. Maar als hem wordt gevraagd of hij daar meer over kan vertellen, blijft hij bet antwoord schuldig.16 Eiser heeft in zijn beroepsgronden aangevoerd dat er gezien bet culturele referentiekader en de beperkte ruimte die bet nader gehoor biedt, sprake is van een heldere verklaring over zijn innerlijke strijd en bet gevecht met het taboe dat in Ghana rust op. Echter, juist van iemand die afkomstig is uit een land waar bet zijn van lhbti maatschappelijk onacceptabel of stratbaar gesteld is, kan verwacht warden dat hij verklaringen kan afleggen over hoe hij zich daaraan heeft aangepast en hoe hij dit heeft beleefd. De beroepsgrond faalt daarom.
15. De rechtbank is met de minister van oordeel dat eiser ongerijmde verklaringen heeft afgelegd over zijn kennis over de positie van lhbti elders, met name die in Canada. De rechtbank stelt vast dat eiser geen kennis heeft van de situatie van lhbti in zijn beoogde land van vestiging, Canada. Van iemand die stelt vanwege het taboe op en de situatie van lhbti in zijn land van herkomst te vertrekken, kan en mag echter warden verwacht dat hij interesse heeft in de positie van lhbti in het land waar hij bescherming zoekt. Dit geldt te meer als het een hoogopgeleide vreemdeling betreft die wegens het tijdsverloop dat gepaard gaat aan een visumproces ook ruimschoots de gelegenheid heeft gehad hier informatie over in te winnen. Hetgeen eiser hierover in beroep naar voren brengt, namelijk dat hij zich hier niet in heeft hoeven verdiepen omdat hij in zijn algemeenheid wel wist dat de situatie in Canada beter zou zijn dan in Ghana, overtuigt dan ook niet.
Geloofivaardigheid van de verklaringen
16. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister gelet op de wisselende, summiere en ongerijmde verklaringen van eiser niet ten onrechte het standpunt ingenomen dat de gestelde seksuele geaardheid van eiser ongeloofwaardig is. De door eiser in beroep overgelegde verklaringen van [A] en zijn nicht als ook de screenshots van whatsapp gesprekken kunnen niet tot een ander oordeel leiden. Zoals de minister terecht opmerkt in het verweerschrift zijn deze niet afkomstig uit objectief verifieerbare bron. Het beroep op deze stukken faalt dan ook.
17. Gelet op het voorgaande heeft de minister zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef onder a of onder b, van deVw.
16 Zie p. 16 van het rapport van nader gehoor.