ECLI:NL:RBDHA:2024:22585

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
13 januari 2025
Zaaknummer
22/7086, 23/5715, 23/6788
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Anw-uitkering na niet meewerken aan onderzoek door UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 december 2024 uitspraak gedaan in drie samenhangende beroepen van eiseres tegen besluiten van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. Eiseres, die een Anw-uitkering ontving, heeft beroep ingesteld tegen de schorsing en beëindiging van haar uitkering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Sociale verzekeringsbank eiseres in juli 2022 heeft geïnformeerd over een inhouding op haar uitkering vanwege beslaglegging door deurwaarder BoitenLuhrs. Eiseres heeft vervolgens bezwaar gemaakt tegen de besluiten van de Sociale verzekeringsbank, maar haar bezwaren zijn niet-ontvankelijk verklaard omdat zij niet heeft meegewerkt aan een onderzoek naar haar arbeidsongeschiktheid door het UWV. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Sociale verzekeringsbank terecht de uitkering heeft beëindigd, omdat eiseres niet heeft voldaan aan haar verplichtingen om mee te werken aan het onderzoek. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en de beëindiging van de uitkering bevestigd. Eiseres heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die zouden leiden tot een ander oordeel.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 22/7086, SGR 23/5715 en SGR 23/6788

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 december 2024 in de zaken tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: mr. J.G. Starreveld).

Procesverloop

Het beroep met zaaknummer 22/7086
Met het besluit van 18 juli 2022 heeft verweerder eiseres meegedeeld dat in verband met beslag gelegd door deurwaarder BoitenLuhrs vanaf juli 2022 een bedrag van € 99,36 per maand wordt ingehouden op haar uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw).
Met het besluit van 1 augustus 2022 (bestreden besluit) op het bezwaar van eiseres is verweerder bij dat besluit gebleven.
Het beroep met zaaknummer 23/5715
Met het besluit van 8 november 2022 heeft verweerder de betaling van de Anw-uitkering van eiseres vanaf november 2022 geschorst.
In het besluit van 10 mei 2023 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Het beroep met zaaknummer 23/6788
Met het besluit van 11 mei 2023 heeft verweerder de Anw-uitkering van eiseres vanaf 1 november 2022 beëindigd (hierna ook te noemen: “ingetrokken”).
Met het besluit van 1 augustus 2023 (bestreden besluit) op het bezwaar van eiseres is verweerder bij dat besluit gebleven.
De beroepen
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten.
Verweerder heeft verweerschriften ingediend.
De rechtbank heeft eiseres en verweerder op 26 juli 2024 uitgenodigd voor de zitting op 23 september 2024.
Eiseres heeft uitstel van de behandeling van het beroep verzocht. Dit verzoek heeft de rechtbank afgewezen.
Eiseres heeft op 20 september 2024 een verzoek tot wraking van de rechter ingediend. De wrakingskamer heeft bij beslissing van 3 oktober 2024 geoordeeld dat het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond is en heeft het verzoek afgewezen.
De rechtbank heeft eiseres en verweerder op 14 oktober 2024 een vooraankondiging gestuurd voor de zitting op 7 november 2024.
In reactie op een brief van eiseres van 18 oktober 2024 heeft de rechtbank eiseres op 23 oktober 2024 laten weten dat haar verzoek om uitstel van de zitting wordt afgewezen.
De rechtbank heeft eiseres en verweerder op 25 oktober 2024 uitgenodigd voor de zitting op 7 november 2024.
De rechtbank heeft de beroepen op 7 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van verweerder deelgenomen. Eiseres is niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiseres heeft een beroep op betalingsonmacht gedaan ten aanzien van het betalen van griffierecht. Eiseres heeft verklaard dat zij geen inkomen heeft omdat haar Anw-uitkering is gestopt. De rechtbank stelt vast dat uit de stukken blijkt dat eiseres nog ander inkomen heeft, namelijk een ABP-nabestaandenpensioen en een uitkering vervroegde uittreding van ASR. Dit inkomen is echter ruim onder 95% van de bijstandsnorm. Eiseres heeft daarnaast verklaard dat zij geen vermogen heeft. Ter onderbouwing daarvan heeft zij een afschrift van een op haar naam staande bankrekening overgelegd, waar een klein saldo (omstreeks € 50,-) op staat. Verder is uit de stukken gebleken dat zij eigenaar is van de woning in [plaatsnaam] waar zij ingeschreven staat. Deze woning blijft bij de vaststelling van het vermogen buiten beschouwing. Om de beroepen te kunnen beoordelen, geeft de rechtbank eiseres het voordeel van de twijfel en gaat zij ervan uit dat eiseres niet meer vermogen heeft. Een volgende keer zal van haar kunnen worden verlangd dat zij een afschrift van haar aangifte Inkomstenbelasting overlegt. Eiseres wordt voor deze procedures vrijgesteld van het betalen van griffierecht.
Het beroep met zaaknummer 22/7086
3. Deurwaarder BoitenLuhrs heeft op 25 mei 2022 derdenbeslag gelegd onder verweerder op de Anw-uitkering van eiseres. Verweerder heeft eiseres in het primaire besluit meegedeeld dat in verband met beslag vanaf juli 2022 een bedrag van € 99,36 per maand wordt ingehouden op haar Anw-uitkering. Verweerder heeft in het bestreden besluit gesteld dat het beslag op de juiste manier wordt uitgevoerd. Verweerder heeft rekening gehouden met de door de deurwaarder vastgestelde beslagvrije voet van € 649,-.
4. Eiseres heeft -samengevat- aangevoerd dat de beslagvrije voet niet juist is vastgesteld en dat verweerder de beslagvrije voet had moeten controleren.
5. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) volgt dat bezwaren tegen een beslag kunnen worden voorgelegd aan de burgerlijke rechter en dat het niet op de weg van de derdebeslagene – in dit geval verweerder – ligt om de geldigheid van het beslag te beoordelen. Ook de bestuursrechter mag daarover niet oordelen. Het gelegde beslag moet als een gegeven worden aanvaard. De bestuursrechter moet zijn toetsing beperken tot het beantwoorden van de vraag of het bestuursorgaan bij het nemen van de betalingsbeslissing is gebleven binnen het kader van het beslag. [1]
6. Uit de stukken blijkt dat verweerder in zijn besluitvorming binnen de grenzen van het gelegde beslag is gebleven. Verweerder hoefde de juistheid van de beslagvrije voet niet te controleren. Omdat de rechtmatigheid van het beslag niet in deze procedure ter beoordeling staat, kan de rechtbank niet oordelen over de grond van eiseres dat de beslagvrije voet onjuist is vastgesteld. Eiseres moet zich daarvoor wenden tot deurwaarder BoitenLuhrs of de burgerlijke rechter.
7. Voor zover eiseres heeft gesteld dat verweerder haar had moeten horen op haar bezwaar, wordt zij daar niet in gevolgd. Op grond van artikel 7:3, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) mag van het horen worden afgezien als het bezwaar kennelijk ongegrond is. Gelet op de hiervoor genoemde duidelijke rechtspraak was sprake van een kennelijk ongegrond bezwaar.
8. Hieruit volgt dat het bestreden besluit stand houdt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
Het beroep met zaaknummer 23/5717
9. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit, waarbij de betaling van haar Anw-uitkering vanaf november 2022 werd geschorst, niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift niet was ondertekend. Daarmee is het primaire besluit in stand gebleven.
10. Zoals hierna zal worden besproken, is de rechtbank van oordeel dat verweerder de Anw-uitkering van eiseres terecht heeft beëindigd. De opschorting van de betaling van de Anw-uitkering is per dezelfde datum als de beëindiging en is gebaseerd op dezelfde gronden als de beëindiging. Nu de beëindiging stand houdt, heeft eiseres geen procesbelang bij de beoordeling van het beroep tegen de opschorting. Het beroep tegen de opschorting kan namelijk niet leiden tot uitbetaling van de Anw-uitkering. Daaraan staat de beëindiging van de Anw-uitkering in de weg. Het beroep van eiseres zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
Het beroep met zaaknummer 23/6788
11. De voor de beoordeling van het beroep relevante wetgeving, die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak, is te vinden in de bijlage.
12. Eiseres ontving vanaf december 2015 een Anw-uitkering, omdat zij meer dan 45% arbeidsongeschikt werd geacht. Bij brief van 15 juli 2022 heeft verweerder eiseres laten weten dat het Uwv is verzocht te onderzoeken of eiseres nog steeds voor meer dan 45% arbeidsongeschikt is.
13. In het besluit van 8 november 2022 heeft verweerder de betaling van de Anw-uitkering opgeschort, omdat eiseres niet reageert op verzoeken van het Uwv. Vervolgens heeft verweerder in het primaire besluit de Anw-uitkering beëindigd, omdat eiseres niet meewerkt aan het onderzoek van het Uwv.
14. In het bestreden besluit heeft verweerder de beëindiging gehandhaafd. Daarbij heeft verweerder toegelicht op grond waarvan is geconcludeerd dat eiseres niet meewerkt aan het onderzoek van het Uwv:
“Wij hebben (…) op 15 juli 2022 het UWV weer ingeschakeld om uw mate van
arbeidsongeschiktheid te bepalen. Wij hebben u daarover geïnformeerd in onze brief van 15 juli 2022. Wij hebben u daarmee ook het UWV formulier 'Questionnaire' toegezonden. In dit formulier vraagt het UWV u naar uw medische gegevens. Op 27 juli 2022 heeft het UWV u telefonisch proberen te bereiken. Het telefoonnummer 015 - 2157447 bleek niet meer in gebruik te zijn. Op 3 augustus 2022 is een nieuw vragenformulier aan u toegezonden op het bovenstaande adres. U werd verzocht het formulier zo snel mogelijk toe te zenden. Op 26 augustus 2022 was het formulier nog altijd niet bij het UWV binnen. Daarom heeft het UWV onze onderzoeksopdracht buiten behandeling gesteld. Wij konden daarom op 8 november 2022 niet meer bepalen of er bij u sprake is van arbeidsongeschiktheid.
Nu dit een voorwaarde is voor uw recht op de nabestaandenuitkering Anw hebben wij uw Anw-uitkering vanaf 1 november 2022 opgeschort.
Vanwege uw reactie op deze opschorting van 28 november 2022 hebben wij:
  • op 14 december 2022 nogmaals het UWV ingeschakeld.
  • u op 14 december 2022 weer het 'vragenformulier' (oftewel 'Questionnaire') toegezonden.
  • Op 23 januari 2023 liet het UWV ons weten de genoemde formulieren nog niet van u ontvangen te hebben.
  • Het UWV heeft op 3 januari 2023 opnieuw de formulieren aan u toegezonden.
  • Op 30 januari 2023 heeft het UWV u voor de derde keer de bedoelde formulieren toegezonden.
  • Op 2 februari 2023 hebben wij u twee maal telefonisch ingelicht over het lopende onderzoek bij het UWV.
  • Op 14 februari 2023 heeft het UWV u nogmaals herinnerd aan het vragenformulier en u verzocht om een telefoonnummer op te geven waarop u bereikbaar bent.
  • Op 20 februari 2023 hebben wij u schriftelijk ingelicht over de gevolgen voor uw nabestaandenuitkering Anw als u niet meewerkt aan het medisch onderzoek bij het UWV. Deze brief heeft u bereikt gezien uw reactie van 7 maart 2023.
  • Op 7 maart 2023 ontving het UWV uw reactie dat u geen telefoonnummer doorgeeft en dat u een afspraak in wilt plannen.
  • Op 16 maart 2023 hebben wij u telefonisch in het Russisch verteld over het lopende onderzoek bij het UWV.
  • Op 17 maart 2023 is uw dossier bij het UWV besproken met een arts en is er beslist dat u opgeroepen kan worden voor het fysieke spreekuur in de UWV vestiging te Rotterdam.
  • Op 21 maart 2023 heeft het UWV u schriftelijk bevestigd dat u voor 9 mei 2023 opgeroepen wordt voor een fysiek gesprek op het kantoor van het UWV in Rotterdam.
  • Tussen 20 maart 2023 en 28 maart 2023 heeft het UWV meerdere faxberichten van u ontvangen waarin u aangaf te wachten op een uitnodiging door een arts.
  • Op 19 april 2023 heeft het UWV ons laten weten dat u opgeroepen bent voor het spreekuur op 9 mei 2023.
  • Op 25 april 2023 heeft u zonder opgave van redenen uw afspraak bij het UWV afgezegd. U gaf tevens aan dat u niet teruggebeld kan worden.
  • Op 26 april 2023 heeft het UWV onze onderzoeksopdracht opnieuw buiten behandeling gesteld.”
15. Eiseres heeft -voor zover relevant en samengevat- aangevoerd dat zij post van verweerder en -naar de rechtbank begrijpt- van het Uwv niet heeft ontvangen en dat verweerder geen bewijzen van verzending van de post heeft geleverd.
16. De rechtbank stelt ten eerste vast dat de juistheid van de weergave van verweerder van de feiten en omstandigheden die ten grondslag liggen aan de conclusie dat eiseres niet heeft meegewerkt aan het onderzoek door het Uwv, bevestiging vindt in het dossier.
17. De rechtbank is verder van oordeel dat onaannemelijk is dat de post van verweerder en van het Uwv nimmer op het adres van eiseres werd bezorgd. Eiseres heeft dat ook niet aannemelijk gemaakt. De enkele stelling van eiseres dat zij de post niet heeft ontvangen, is daarvoor onvoldoende. Anders dan eiseres heeft gesteld, hoeft verweerder niet van de verzending van alle brieven bewijs te leveren. Uit het dossier blijkt dat de brieven van verweerder en van het Uwv alle het adres van eiseres vermeldden. De rechtbank gaat er daarom van uit dat de brieven ook zijn bezorgd op het adres van eiseres.
18. Voor zover eiseres heeft gesteld dat zij geen kennis heeft kunnen nemen van de post van verweerder en het Uwv, omdat zij in het buitenland verbleef, komt dit voor haar rekening en risico. In dat geval had eiseres ervoor moeten zorgen dat een ander tijdens haar verblijf in het buitenland de post voor haar in de gaten hield.
19. De rechtbank gaat er echter op grond van het volgende van uit dat eiseres op de hoogte was van het onderzoek door het Uwv. Uit het dossier blijkt dat eiseres op 2 februari 2023 telefonisch contact heeft gehad met een medewerker van verweerder. Het rapport van dat telefoongesprek vermeldt dat de medewerker van verweerder eiseres heeft meegedeeld: “
Gezegd dat wij een onderzoek hebben lopen bij het UWV en het UWV wacht op een inlichtingenformulier van haar.” Ook heeft eiseres op 6 februari 2023 telefonisch contact gehad met een medewerker van verweerder. Het rapport van dat gesprek vermeldt als mededeling aan eiseres: “
Uitgelegd dat Anw is geschorst omdat UWV haar AO niet kan onderzoeken. De reden hiervoor is dat ug niet reageerde op verzoeken van de UWV. Zodra zij de gevraagde gegevens aan het UWV levert, kan UWV hun onderzoek alsnog afronden. Zodra UWV ons inlicht of zij AO is en de mate van AO dan kunnen wij weer bekijken of zij recht heeft op Anw.” De rechtbank ziet geen reden aan de juistheid van deze telefoonrapporten te twijfelen.
20. Daarnaast schrijft eiseres in haar faxbericht van 7 maart 2023 aan verweerder: “
I am writing further to the letter by Mr. [naam] dated by 20th February. The letter was received this Saturday,..”In de brief van 20 februari 2023 heeft verweerder vermeld dat het Uwv eiseres herhaaldelijk heeft opgeroepen om te verschijnen voor onderzoek naar haar arbeidsongeschiktheid en verder: “
Als u voor 24 maart 2023 geen afspraak maakt met het UWV over het onderzoek naar arbeidsongeschiktheid en niet reageert op een oproep van het UWV voor dit onderzoek, zullen wij een beslissing nemen over uw recht op Anw zonder de nodige informatie van het UWV. Dit kan betekenen dat uw recht op Anw definitief wordt beëindigd.
21. Uit het tweede uitstelbericht van het Uwv van 19 april 2023 blijkt dat het Uwv eiseres heeft opgeroepen voor een spreekuur op 9 mei 2023. Uit het afstelbericht van het Uwv van 26 april 2023 blijkt verder dat eiseres op 25 april 2023 het Klant Contact Centrum van het Uwv heeft gebeld om het spreekuur af te zeggen zonder een reden te melden. Daarbij heeft eiseres aangegeven dat ze niet teruggebeld kan worden, aldus het afstelbericht. De rechtbank ziet geen aanleiding aan de juistheid van de berichten van het Uwv te twijfelen.
22. Uit wat hiervoor is weergegeven concludeert de rechtbank dat eiseres ervan op de hoogte was dat verweerder het Uwv heeft verzocht de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres te beoordelen en dat zij verplicht was aan dat onderzoek mee te werken. Eiseres heeft aan het onderzoek echter niet meegewerkt. Daardoor kon verweerder niet vaststellen of eiseres nog recht op een Anw-uitkering had.
23. Op grond van artikel 34 van de Anw is verweerder verplicht de uitkering van eiseres in te trekken. Eiseres heeft geen, althans onvoldoende, feiten en omstandigheden aangevoerd die tot het oordeel leiden dat er sprake is van dringende redenen op grond waarvan verweerder van intrekking van de uitkering had moeten afzien.
24. De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder terecht de Anw-uitkering van eiseres heeft ingetrokken. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep met zaaknummer 22/7086 ongegrond;
- verklaart het beroep met zaaknummer 23/5715 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep met zaaknummer 23/6788 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Verloop, rechter, in aanwezigheid van mr. S.R. Veili, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 december 2024.
griffier
rechter
de griffier is verhinderd te tekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Artikel 14, eerste lid, aanhef en onder b, eerste onderdeel, van de Anw luidt:
1. Recht op nabestaandenuitkering heeft de nabestaande die:
b. arbeidsongeschikt is
1. op en sedert de dag van overlijden van de verzekerde
Artikel 34, eerste lid, aanhef en onder c, en het tweede lid, van de Anw luiden:
1. Onverminderd het elders in deze wet bepaalde terzake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van uitkering en terzake van weigering van uitkering, herziet de Sociale verzekeringsbank een dergelijk besluit of trekt zij dat in:
c. indien het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting op grond van artikel 35, 36, tweede lid, of 37 er toe leidt dat niet kan worden vastgesteld of nog recht op uitkering bestaat.
2. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan de Sociale verzekeringsbank besluiten geheel of gedeeltelijk van herziening of intrekking af te zien.
Artikel 36, eerste en tweede lid, van de Anw luiden:
1. De Sociale verzekeringsbank is bevoegd controlevoorschriften vast te stellen. Deze voorschriften mogen niet verder gaan dan strikt noodzakelijk is voor een juiste uitvoering van deze wet.
2. De nabestaande, het ouderloos kind dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger of de instelling waaraan op grond van artikel 49 of 57 de uitkering wordt uitbetaald, is verplicht de voorschriften op te volgen en anderszins aan de Sociale verzekeringsbank desgevraagd de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.
Artikel 37 van de Anw luidt:
Voor de toepassing van de artikelen 5, tweede lid, 11, 14, eerste lid, aanhef en onderdeel b, 26, tweede lid, aanhef en onderdeel b, dan wel om te bepalen of een gezamenlijke huishouding ten behoeve van de verzorging van een hulpbehoevende wordt gevoerd, onderwerpt de betrokken persoon zich op verzoek van de Sociale verzekeringsbank aan een geneeskundig onderzoek.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de CRvB van 30 augustus 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2687, van 28 mei 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1356 en van 22 april 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:992.