In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 20 december 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel 'verblijf bij partner' behandeld. Eiser, een Iraakse nationaliteit, had op 12 juni 2023 een aanvraag ingediend, maar deze werd afgewezen door de minister van Asiel en Migratie op 29 september 2023. De rechtbank oordeelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij en zijn partner een duurzame en exclusieve relatie hebben, wat een vereiste is voor de aanvraag. Eiser heeft niet voldaan aan het mvv-vereiste en de rechtbank concludeert dat verweerder op goede gronden heeft kunnen stellen dat er geen sprake is van familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. De rechtbank wijst erop dat eiser niet heeft aangetoond dat hij feitelijk samenwoont met zijn partner en dat de overgelegde documenten onvoldoende zijn om de relatie te onderbouwen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, omdat er geen connexiteit meer is na de uitspraak. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.