In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 10 december 2024, met zaaknummers NL24.38801 en NL24.38802, worden de beroepen van Chinese eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun asielaanvragen beoordeeld. Eisers, een moeder en haar twee minderjarige kinderen, hebben op 24 april 2024 asiel aangevraagd in Nederland, maar hun aanvragen zijn door de minister van Asiel en Migratie op 3 oktober 2024 afgewezen op basis van de Dublinverordening, omdat zij eerder in Kroatië asiel hebben aangevraagd. De rechtbank behandelt de beroepsgronden van eisers, die onder andere aanvoeren dat verweerder onvoldoende heeft samengewerkt en dat de medische situatie van eiseres en haar dochter niet in de besluitvorming is betrokken. Tijdens de zitting op 26 november 2024 zijn eisers verschenen met hun gemachtigde, en de rechtbank heeft de argumenten van beide partijen gehoord. De rechtbank concludeert dat de besluiten van verweerder zorgvuldig tot stand zijn gekomen en dat er geen reden is om aan te nemen dat de overdracht naar Kroatië zal leiden tot een schending van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De rechtbank oordeelt dat de medische omstandigheden van eisers niet voldoende bijzonder zijn om de asielaanvragen onverplicht in behandeling te nemen. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en bevestigt de bestreden besluiten, waarbij eisers geen proceskostenvergoeding ontvangen.