In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 25 november 2024 niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft besloten geen zitting te houden, omdat partijen daarmee instemden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het besluit van de minister in stand blijft.
De rechtbank overweegt dat de Dublinverordening bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname aan Kroatië gedaan, dat is aanvaard. Eiseres heeft aangevoerd dat de minister niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan voor Kroatië, omdat zij daar slecht behandeld zou zijn. De rechtbank oordeelt echter dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in eerdere uitspraken heeft geoordeeld dat er geen structurele tekortkomingen zijn in de asielprocedure in Kroatië.
Eiseres heeft niet kunnen aantonen dat haar persoonlijke ervaringen in Kroatië een reëel risico op onmenselijke behandeling met zich meebrengen. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat er geen bijzondere individuele omstandigheden zijn die een uitzondering op de Dublinverordening rechtvaardigen. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten en de rechtbank verklaart het beroep ongegrond.