In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, wordt het beroep van eiser, een Syrische man, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser heeft op 10 oktober 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de minister van Asiel en Migratie op 23 mei 2024 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De afwijzing is gebaseerd op het feit dat eiser ernstige redenen heeft om te veronderstellen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een ernstig, niet-politiek misdrijf, zoals bedoeld in artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag. Dit betreft zijn huwelijk met een dertienjarige, dat hij direct heeft geconsumeerd. De rechtbank oordeelt dat dit gedrag een ernstige inbreuk vormt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de minderjarige en dat eiser, als volwassen man, zich bewust had moeten zijn van de ongeschiktheid van zijn handelen.
De rechtbank overweegt dat de internationale consensus bestaat dat seks met een minderjarige als een ernstig misdrijf wordt beschouwd, zowel in Nederland als in Syrië. Eiser heeft aangevoerd dat kindhuwelijken in de Arabische wereld niet als seksuele uitbuiting worden gezien, maar de rechtbank wijst erop dat de bescherming van minderjarigen ook in zijn cultuur van groot belang is. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat eiser een gevaar vormt voor de openbare orde en dat zijn asielaanvraag terecht is afgewezen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.