ECLI:NL:RBDHA:2024:21803

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
NL24.40242
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van een asielaanvraag van een Iraanse eiser met internationale bescherming in Italië

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van een Iraanse eiser tegen de beslissing van de minister van Asiel en Migratie beoordeeld. De eiser had op 29 maart 2024 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, maar de minister verklaarde deze aanvraag op 15 oktober 2024 niet-ontvankelijk, omdat de eiser al internationale bescherming had gekregen in Italië. De rechtbank heeft op 26 november 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel de eiser als zijn gemachtigde en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de minister terecht de aanvraag niet-ontvankelijk heeft verklaard. De eiser heeft in het verleden asiel aangevraagd in Italië en heeft daar in 2017 internationale bescherming gekregen. De rechtbank oordeelt dat de Italiaanse autoriteiten de eiser hebben geïnformeerd dat hij zijn verblijfsvergunning kan verlengen, ondanks dat deze in 2022 is verlopen. De rechtbank stelt vast dat de minister zich op het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan beroepen, wat inhoudt dat ervan uitgegaan kan worden dat Italië zijn verdragsverplichtingen nakomt. De eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd dat hij in Italië in een situatie van materiële deprivatie terecht zal komen.

De rechtbank wijst erop dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bijzonder kwetsbaar is en dat hij niet in staat zou zijn om zijn rechten in Italië te effectueren. De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag van de eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat het beroep ongegrond is. De uitspraak is gedaan door rechter M.S. de Vries, in aanwezigheid van griffier T.M.T. Brandsma, en is openbaar gemaakt op 17 december 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.40242

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 december 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. E. Derksen),
en
de minister van Asiel en Migratie [1] ,
(gemachtigde: mr. I. Lohmann-Kamphuis).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beslissing op zijn asielaanvraag. Hij heeft op 29 maart 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 15 oktober 2024 deze aanvraag niet-ontvankelijk verklaard.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 26 november 2024 samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit het beroep [2] , op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de niet-ontvankelijk verklaring van de asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond
.Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en de niet-ontvankelijkverklaring van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten en omstandigheden.
4. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1995 en heeft de Iraanse nationaliteit. Eiser heeft op 12 oktober 2016 asiel in Italië aangevraagd. De Italiaanse autoriteiten hebben eiser vervolgens in 2017 internationale bescherming verleend. [3]
4.1.
Eiser heeft op 29 maart 2024 een asielaanvraag in Nederland ingediend. Eiser verklaart dat hij in 2018 vanuit Italië naar Duitsland is gereisd en daar de afgelopen jaren heeft gewoond. In 2022 is zijn Italiaanse verblijfsvergunning verlopen. Van de Duitse autoriteiten moet hij terug naar Italië. Dit wil eiser niet, omdat hij vreest dat hij geen onderdak of toegang tot medische voorzieningen zal krijgen. Eiser is naar Nederland gekomen omdat zijn ouders en zijn broer in Nederland wonen.
Het bestreden besluit
5. De minister heeft de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard omdat eiser internationale bescherming heeft in Italië. De Italiaanse autoriteiten hebben dit op 22 mei 2024 en 27 september 2024 schriftelijk laten weten. Dat de verblijfsvergunning van eiser in 2022 is verlopen, maakt dit niet anders. Het is aan eiser om de Italiaanse autoriteiten te benaderen en een verzoek tot verlenging van zijn verblijfsvergunning in te dienen. Dat dit geen kans van slagen heeft zoals volgens eiser zou volgen uit artikel 13 DPR (Decreto del Presidente della Repubblica) 394/1999 staat geenszins vast. Niet is gebleken dat eiser voldoet aan de criteria zoals neergelegd in dit artikel, of dat de Italiaanse autoriteiten eiser zijn verblijfsvergunning niet willen verlengen. Voorts stelt de minister zich op het standpunt dat de situatie voor statushouders in Italië niet in strijd is met artikel 3 EVRM of artikel 4 van het Handvest, zodat er uit kan worden gegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. [4] Tot slot stelt de minister zich op het standpunt dat eiser niet bijzonder kwetsbaar is, dat uit het medisch advies van het Bureau Medische Advisering (BMA) van 3 september 2024 volgt dat eiser in staat is om te reizen, en dat hij zijn medische behandeling in Italië kan voortzetten.
Is eiser opgenomen in de nationale procedure?
6. Eiser betoogt dat hij erop mocht vertrouwen dat hem niet langer zou worden tegengeworpen dat Italië hem in het verleden internationale bescherming heeft verleend. Eiser leidt dit af uit het feit dat zijn aanvraag op enig moment is omgezet vanuit de spoor-2 procedure naar de nationale asielprocedure.
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Op 27 augustus 2024 heeft de minister een voornemen uitgebracht, waarin is opgenomen dat de minister van plan is om de aanvraag van eiser niet-ontvankelijk te verklaren omdat hij internationale bescherming geniet in Italië. Eiser heeft vervolgens op 28 augustus 2024 een zienswijze ingediend, waarin de minister aanleiding heeft gezien om op 30 augustus 2024 een medisch advies op te vragen bij het BMA. De minister heeft op zitting uitgelegd dat door de aanvraag van het BMA-advies, de asielaanvraag automatisch administratief wordt omgezet naar de nationale procedure. De minister stelt zich terecht op het standpunt dat eiser hieruit niet kan afleiden dat hem de door Italië verleende internationale bescherming niet meer zou worden tegengeworpen. Deze bescherming is immers niet opeens komen te vervallen door het aanvragen van het BMA-advies. Ook kon eiser uit het voornemen van 27 augustus 2024 afleiden wat het standpunt van de minister in deze was. Daarbij is eiser tijdig (via zijn gemachtigde) telefonisch op de hoogte gebracht dat hij – vanwege deze administratieve omzetting – per abuis (nogmaals) was uitgenodigd voor een gehoor.
Geniet eiser nog internationale bescherming in Italië?
7. Eiser betoogt dat vanaf 9 augustus 2022 zijn verblijfsvergunning is verlopen. Volgens eiser zal aan hem op grond van de Italiaanse wetgeving niet opnieuw bescherming worden verleend. Eiser verwijst ter onderbouwing naar een brief van de Italiaanse ELENA-coördinator [5] waarin wordt uitgelegd dat volgens Italiaanse wetgeving, te weten artikel 13 van de DPR 394/1999, een verblijfsvergunning niet kan worden verlengd als de houder langer dan de helft van de geldigheidsduur buiten Italië verblijft, tenzij sprake is van overmacht. Verder moet een vergunning binnen 60 dagen na de vervaldatum worden verlengd. In de brief van de Italiaanse autoriteiten van 27 september 2024 wordt slechts bevestigd dat eiser in het verleden internationale bescherming heeft gekregen in Italië en dat hij wordt uitgenodigd door de grenspolitie om zijn verblijf te regulariseren, op straffe van een bestuurlijke boete.
7.1.
Niet in geschil is dat de Italiaanse verblijfsvergunning van eiser per 9 augustus 2022 is verlopen en dat eiser, ondanks het verlopen van zijn verblijfsvergunning, nog wel internationale bescherming in Italië geniet. [6] De vraag die beantwoord moet worden, is of het vaststaat dat de verblijfsvergunning van eiser door Italië niet zal worden verlengd.
7.2.
De rechtbank is van oordeel dat de minister terecht stelt dat het niet met zekerheid vaststaat dat de verblijfsvergunning van eiser niet zal worden verlengd door Italië. Daartoe is van belang dat er geen individuele beoordeling van de verlening van de verblijfsvergunning heeft plaatsgevonden door de Italiaanse autoriteiten. Hierdoor staat het niet vast dat eiser daadwerkelijk aan de genoemde criteria van de Italiaanse wetgeving voldoet om een verblijfsvergunning niet te verlengen, dan wel dat de Italiaanse autoriteiten hier in eisers geval ook gevolg aan zullen gegeven. Daarbij heeft Italië op 27 september 2024 nogmaals schriftelijk laten weten dat eiser internationale bescherming geniet en dat hij bij terugkomst wordt uitgenodigd om zijn verblijf te regulariseren. Dat het voor eiser onmogelijk is om de geldigheidsduur van zijn verblijfsvergunning te verlengen is daarom niet gebleken. De minister stelt dan ook terecht dat het aan eiser is om de Italiaanse autoriteiten te verzoeken zijn asielvergunning te verlengen.
Kan de minister uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
8. Eiser betoogt dat ten opzichte van Italië niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. [7] Er bestaat geen garantie dat eiser, indien hij opnieuw een procedure moet doorlopen in Italië, tijdens of na deze procedure toegang zal hebben tot opvang of medische zorg. Eiser verwijst ter onderbouwing naar een notitie over de positie van statushouders in Italië van Vluchtelingenwerk Nederland, waarin zijn eigen ervaringen worden bevestigd. [8] Eiser betoogt verder dat de minister de Italiaanse autoriteiten om individuele garanties had moeten vragen, omdat eiser vanwege zijn medische problematiek en beperkte zelfredzaamheid moet worden aangemerkt als bijzonder kwetsbaar. [9] Eiser is vanwege zijn medische problemen niet in staat om zelf zijn rechten in Italië te effectueren.
8.1.
Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag de minister er in beginsel van uitgaan dat Italië zijn verdragsverplichtingen in het algemeen zal nakomen jegens statushouders. Het ligt op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat Italië dit niet doet en dat hij een reëel risico loopt op schending van fundamentele rechten.
8.2.
Bij de beantwoording van de vraag of eiser erin is geslaagd te voldoen aan deze bewijslast, is het arrest Ibrahim van belang. [10] In dit arrest benadrukt het Hof van Justitie van de Europese Unie (Hof) dat de drempel voor een beroep op artikel 4 van het Handvest - dat gelijkstaat aan artikel 3 van het EVRM - onverminderd hoog blijft. De drempel wordt bereikt wanneer de onverschilligheid van de autoriteiten van de betrokken lidstaat ertoe leidt dat iemand die volledig afhankelijk is van overheidssteun, buiten zijn eigen wil en keuzes om, terechtkomt in een ‘toestand van zeer verregaande materiële deprivatie’, waardoor hij niet kan voorzien in zijn belangrijkste basisbehoeften, zoals wonen, eten en zich wassen, en waardoor zijn lichamelijke of geestelijke gezondheid zou worden geschaad of zijn leefomstandigheden mensonwaardig zouden worden. Van een vreemdeling mag daarbij in de eerste plaats worden verwacht dat hij de rechten die voortvloeien uit zijn verblijfstatus in de lidstaat zelf effectueert en dat hij zich bij voorkomende problemen tot de (hogere) autoriteiten dan wel geëigende instanties wendt.
8.3.
De Afdeling heeft in haar uitspraak van 24 juni 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1788) geoordeeld dat niet aannemelijk is gemaakt dat statushouders bij terugkeer naar Italië in een situatie van zeer verregaande materiële deprivatie terechtkomen. Dit heeft de Afdeling vervolgens in meerdere uitspraken, waarvan recent op 8 juli 2024 en 10 juli 2024, bevestigd. [11] De rechtbank volgt in onderhavige zaak dit oordeel. Bij deze uitspraken is de informatie die eiser heeft overgelegd van Vluchtelingenwerk Nederland van 2023 meegenomen. De informatie van Vluchtelingenwerk Nederland van 2024 - waar eiser ook naar verwijst - is van een latere datum, maar schetst geen wezenlijk ander beeld. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser onvoldoende concrete aanknopingspunten naar voren gebracht om in zijn zaak anders te oordelen. Daarom mag de minister er nog steeds vanuit gaan dat Italië zijn verdragsverplichtingen in het algemeen zal nakomen richting statushouders.
8.4.
Verder is de rechtbank van oordeel dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser met zijn persoonlijke relaas ook niet aannemelijk heeft gemaakt dat ten aanzien van Italië niet langer uit kan worden gegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser heeft als statushouder in Italië dezelfde rechten als staatsburgers op het gebied van werk, gezondheidszorg, sociale huisvesting, onderwijs en sociale voorzieningen. Van eiser mag worden verwacht dat hij zelf de rechten effectueert die voortvloeien uit zijn status. Dat eiser dit niet zou kunnen vanwege zijn medische problemen, is onvoldoende onderbouwd. De minister heeft in dit verband terecht, mede onder verwijzing naar het BMA-advies van 3 september 2024, gesteld dat eiser weliswaar psychische problemen heeft en dat bij uitblijven van een behandeling een noodsituatie kan ontstaan, maar dat dit niet betekent dat eiser bijzonder kwetsbaar is. Immers, eiser is in staat te reizen en hij kan de medische behandeling in Italië voortzetten. Voor zover eiser van mening is dat hij specialistische medische zorg nodig heeft, wordt overwogen dat er gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel vanuit mag worden gegaan dat de zorgvoorzieningen in Italië vergelijkbaar zijn met die van Nederland. Eiser heeft dan ook niet met stukken aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Italië in een toestand van verregaande materiële deprivatie terecht zal komen. De minister hoefde dan ook geen individuele garanties aan Italië te vragen. Daarbij heeft de minister opgemerkt dat voorafgaand aan de terugkeer van eiser contact met Italiaanse autoriteiten wordt opgenomen om de terugkeer zo goed mogelijk te laten verlopen, waarbij ook rekening wordt gehouden met eiser zijn medische problematiek. Tot slot mag van eiser worden verwacht dat hij zich (al dan niet met hulp van derden) bij voorkomende problemen wendt tot de (hogere) autoriteiten dan wel geëigende instanties, om de hem toekomende rechten als statushouder af te dwingen. Niet is gebleken dat het voor eiser niet mogelijk is om te klagen bij de autoriteiten, dit bij voorbaat zinloos zal zijn, dan wel dat de Italiaanse autoriteiten hem niet kunnen of willen helpen. Gelet hierop heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij in Italië geen toegang zal krijgen tot huisvesting, medische zorg of andere basale voorzieningen.

Conclusie en gevolgen

9. De minister heeft de aanvraag terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.S. de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. T.M.T. Brandsma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.Zaak met zaaknummer NL24.20243.
3.Dit blijkt uit Eurodac, informatie van Italië van 22 mei 2024 en 27 september 2024 en wordt bevestigd door eiser op pagina 2 van het verslag gehoor aanmeldfase.
4.De minister verwijst onder meer naar uitspraken van de ABRvS 8 mei 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:1771) en van 22 februari 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:740).
5.Brief ELENA-coördinator Italië d.d. 31 oktober 2023.
6.Dit laatste is vaste rechtspraak van de Afdeling, ECLI:NL:RVS:2019:2484 en ECLI:NL:RVS:2017:1253.
7.Eiser verwijst naar EHRM 30 mei 2017, ECLI:CE:ECHR:2017:0530DEC007948013 (
8.Vluchtelingenwerk Nederland, veelgestelde vragen Italië – positie statushouders, bijgewerkt tot en met augustus 2024.
9.Eiser verwijst naar het BMA-advies van 3 september 2024.
10.ECLI:EU:C:2019:219.
11.Zie de uitspraken van de ABRvS van 8 mei 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:1771), van 27 november 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:4374), van 22 februari 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:740), van 14 maart 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:1085) van 16 mei 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:2068) en van 8 en 10 juli 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:2766 en ECLI:NL:2024:2788).