ECLI:NL:RBDHA:2024:21761
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot verlagen maandbedrag terugbetaling studieschuld en beoordeling van draagkracht op basis van Wsf 2000
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de vaststelling van het maandbedrag voor de terugbetaling van zijn studieschuld. Eiser, woonachtig in Duitsland, heeft een verzoek ingediend om het maandbedrag te verlagen, dat door verweerder, de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, was vastgesteld op basis van het toetsingsinkomen van 2022. Verweerder heeft in zijn besluit geen rekening gehouden met persoonlijke aftrekposten die in Duitsland van toepassing zijn, en heeft enkel de in Nederland fiscaal aftrekbare posten meegenomen. De rechtbank heeft de zaak op 9 oktober 2024 behandeld, waarbij eiser via videoverbinding aanwezig was.
De rechtbank oordeelt dat de wetgever er bewust voor heeft gekozen om bij de berekening van de draagkracht geen rekening te houden met het besteedbare inkomen of de hoogte van het individuele uitgavenpatroon. Eiser stelt dat hij onevenredig wordt benadeeld door het beleid van verweerder, dat geen rekening houdt met zijn gezinssituatie en de specifieke belastingomstandigheden in Duitsland. De rechtbank volgt deze redenering niet en concludeert dat de persoonlijke omstandigheden van eiser geen bijzondere omstandigheden vormen die aanleiding geven tot toepassing van de hardheidsclausule.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen van het besluit in stand. Dit betekent dat het maandbedrag niet wordt verhoogd, maar dat verweerder wel het griffierecht aan eiser moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals op 11 december 2024.