In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 20 december 2024, zaaknummer SGR 23/8051, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor bijzondere bijstand voor woonlasten (woonkostentoeslag) beoordeeld. Eiseres had op 7 juni 2023 een aanvraag ingediend, die door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag op 19 juli 2023 werd afgewezen. De afwijzing werd gehandhaafd na een bezwaarprocedure, waarbij verweerder concludeerde dat eiseres voldoende inkomen had om haar woonlasten zelf te betalen. Eiseres ontving een netto inkomen van € 2.763,06 per maand, en na aftrek van de bijstandsnorm bleef er een bestedingsruimte van € 411,98 per maand over. Eiseres voerde aan dat haar financiële situatie door haar echtscheiding en de afhankelijkheid van kinderalimentatie problematisch was, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder terecht geen rekening had gehouden met haar schuldenlast en andere kosten. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag terecht was, omdat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor bijzondere bijstand. Het beroep werd ongegrond verklaard, en eiseres kreeg geen vergoeding van proceskosten of griffierecht terug.