In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 12 december 2024, in de zaak SGR 23/8121, heeft de rechtbank geoordeeld over een beroep van eiser tegen de staatssecretaris van Financiën. Eiser, die als uitzendkracht bij de Belastingdienst heeft gewerkt, had op 10 oktober 2023 een verzoek ingediend om inzage in zijn persoonsgegevens op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). De staatssecretaris heeft echter niet tijdig op dit verzoek beslist, wat eiser heeft doen besluiten om de staatssecretaris in gebreke te stellen op 13 november 2023. De staatssecretaris heeft op 6 december 2023 gereageerd, maar eiser betwistte dat deze reactie als een besluit kon worden aangemerkt, omdat er geen bezwaarclausule was opgenomen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de e-mail van 6 december 2023 wel degelijk als een besluit moet worden beschouwd, omdat deze gericht was op rechtsgevolg. Het ontbreken van een bezwaarclausule doet hieraan niet af. De rechtbank oordeelt dat de overschrijding van de bezwaartermijn verschoonbaar is, omdat de staatssecretaris de termijnoverschrijding als zodanig heeft erkend. De rechtbank heeft bovendien geoordeeld dat eiser recht heeft op een dwangsom van € 161,- wegens het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris. De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen het betaalde griffierecht van € 187,- aan eiser te vergoeden.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door bestuursorganen en de rechten van burgers onder de AVG. De rechtbank heeft de zaak gegrond verklaard en de staatssecretaris aangesproken op zijn verplichtingen.