ECLI:NL:RBDHA:2024:21300
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel met betrekking tot Kroatië
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 14 oktober 2024 niet in behandeling genomen, omdat Kroatië volgens de minister verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 29 oktober 2024 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de minister in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van alle lidstaten, inclusief Kroatië. Eiser heeft aangevoerd dat hij niet kan vertrouwen op de Kroatische autoriteiten vanwege zijn negatieve ervaringen daar, waaronder detentie en slechte behandeling. Hij heeft ook verwezen naar verschillende rapporten en uitspraken die zijn zorgen ondersteunen, maar de rechtbank oordeelt dat de informatie die eiser heeft overgelegd onvoldoende is om aan te nemen dat hij bij terugkeer naar Kroatië een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM.
De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen en dat er geen sprake is van een motiverings- of zorgvuldigheidsgebrek. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat hij kan worden overgedragen aan Kroatië. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. P.J. Blok en is openbaar gemaakt op 11 november 2024.