In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de herziening, intrekking en terugvordering van haar bijstandsuitkering. Het college van burgemeester en wethouders van Delft heeft in een primair besluit van 16 februari 2021 de bijstandsuitkering van eiseres ingetrokken over oktober 2019 en herzien over de periode van februari tot en met september 2019 en november 2019. Tevens is er een brutobedrag van € 4.118,31 aan betaalde bijstand teruggevorderd. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, maar het college heeft het bestreden besluit van 19 november 2021 gehandhaafd. De rechtbank heeft op 29 november 2023 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar dochter via een beeldverbinding aanwezig waren, terwijl de gemachtigde van het college in de zittingszaal was.
Eiseres ontving een bijstandsuitkering op basis van de alleenstaandennorm van de Participatiewet (Pw). Het college heeft een rechtmatigheidsonderzoek uitgevoerd, waaruit bleek dat eiseres regelmatig betalingen ontving van een derde. Het college concludeerde dat deze bijschrijvingen als inkomen moesten worden aangemerkt, omdat eiseres de inlichtingenplicht had geschonden. Eiseres betwistte dit en voerde aan dat de betalingen bedoeld waren voor onvoorziene kosten van de studie van haar dochter. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat de bijschrijvingen daadwerkelijk voor haar dochter bestemd waren en dat het college terecht had geoordeeld dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiseres geen gelijk krijgt. Wel wordt het college veroordeeld in de proceskosten en het griffierecht. De uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, in aanwezigheid van mr. E.P.A. Stok, en is openbaar uitgesproken op 10 januari 2024.