ECLI:NL:RBDHA:2024:21193
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 27 september 2024 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk volgens de minister verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft op 29 oktober 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren. Eiser heeft na de zitting aanvullende informatie van de Franse autoriteiten overgelegd, waarop de minister heeft gereageerd. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en is tot een oordeel gekomen.
De rechtbank oordeelt dat het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser terecht is. De rechtbank stelt vast dat de minister voldoende heeft gemotiveerd dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft aangevoerd dat het besluit niet zorgvuldig is voorbereid en dat er niet is ingegaan op zijn individuele omstandigheden. De rechtbank weerlegt deze argumenten en concludeert dat de minister in zijn besluit voldoende duidelijk heeft gemaakt waarom Frankrijk verantwoordelijk is. Eiser heeft niet aangetoond dat er structurele tekortkomingen zijn in het Franse asiel- en opvangsysteem die een reëel risico op een onmenselijke behandeling met zich meebrengen.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de aanvraag van eiser terecht buiten behandeling is gesteld en dat hij kan worden overgedragen aan Frankrijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door rechter P.J. Blok en is openbaar gemaakt op 11 november 2024.