ECLI:NL:RBDHA:2024:2083

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 januari 2024
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
NL24.2
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming van het Openbaar Ministerie voor uitzetting in vreemdelingenbewaring

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 15 januari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vreemdelingenbewaring van eiser, die stelt de Algerijnse nationaliteit te hebben. Eiser betwist dat de staatssecretaris voorafgaand aan zijn bewaring toestemming had moeten vragen aan het Openbaar Ministerie (OM) voor zijn uitzetting. Hij stelt dat deze toestemming expliciet moet zijn en verwijst naar een eerdere uitspraak van de rechtbank in Roermond. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris in beginsel geen toestemming van het OM hoeft te vragen voor de inbewaringstelling, tenzij de vreemdeling in strafrechtelijke detentie zit. In dit geval was er geen strafrechtelijke detentie voorafgaand aan de bewaring, en de staatssecretaris had op 29 december 2023 toestemming gevraagd aan het OM, dat dezelfde dag nog akkoord ging. De rechtbank concludeert dat de gronden voor de bewaring, waaronder het risico dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken, voldoende zijn gemotiveerd. Eiser heeft de zware gronden van de staatssecretaris niet betwist, en de rechtbank oordeelt dat de maatregel van bewaring rechtmatig is. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.

Uitspraak

uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.2
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser
V-nummer: [V nummer]
(gemachtigde: mr. M.H.R. de Boer), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. F.F.M. van de Kamp).
Inleiding
Op 28 november 2023 heeft verweerder (de staatssecretaris) eiser in vreemdelingenbewaring (bewaring) gesteld, op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Eiser is het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld. Dit beroep wordt ook aangemerkt als een verzoek om schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 9 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris. Eiser heeft een afstandsverklaring getekend.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of de bewaring van eiser rechtmatig is.
Beoordeling door de rechtbank
1. Eiser stelt dat hij de Algerijnse nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [geboortedatum] 1994.
Toestemming van het Openbaar Ministerie (OM)
2. Eiser voert aan dat de staatssecretaris voorafgaand aan de bewaring toestemming had moeten vragen aan het OM om hem uit te zetten. Deze toestemming moet volgens eiser expliciet worden gegeven: de staatssecretaris mag dus niet uitgaan van stilzwijgende toestemming als het OM niet reageert. Eiser verwijst hiertoe naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, van 1 mei 2023.1 Uit het dossier blijkt niet dat het OM

1.ECLI:NL:RBDHA:2023:6208.

op deze manier toestemming heeft gegeven. De bewaring is daarom volgens eiser onrechtmatig.
3. De rechtbank overweegt als volgt. De uitspraak waar eiser naar verwijst, is vernietigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) in de uitspraak van 15 november 2023.2 In die uitspraak heeft de Afdeling, onder verwijzing naar eerdere jurisprudentie, overwogen dat het ontbreken van bezwaar van het OM een voorwaarde is voor de uitzetting en niet voor de inbewaringstelling. De staatssecretaris hoeft dus in beginsel niet voorafgaand aan de bewaring toestemming te vragen aan het OM. Dit is anders als de vreemdeling in strafrechtelijke detentie zit, aansluitend op de strafrechtelijke detentie in vreemdelingenbewaring zal worden geplaatst en de uitzettings- of overdrachtsdatum al tijdens de strafrechtelijke detentie bekend is.3 Verder is niet vereist dat het OM uitdrukkelijk akkoord heeft gegeven voor de voorgenomen uitzetting.4
4. In het geval van eiser ging geen periode van strafrechtelijke detentie vooraf aan de bewaring. Eiser is op 27 december 2023 strafrechtelijk aangehouden, en dezelfde dag nog overgenomen door de vreemdelingendienst. Uit het dossier blijkt dat de staatssecretaris op 29 december 2023 toestemming heeft gevraagd aan het OM om eiser uit te zetten. In de aanbiedingsbrief staat dat het OM dezelfde dag nog akkoord is gegaan. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten om aan deze informatie te twijfelen. De beroepsgrond slaagt niet.
De gronden van de maatregel van bewaring
5. In de maatregel van bewaring heeft de staatssecretaris overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening. Verder bestaat er een significant risico dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. De staatssecretaris moet dit motiveren aan de hand van de gronden in artikel 5.1b, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb). De staatssecretaris heeft als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3f. zich zonder noodzaak heeft ontdaan van zijn reis- of identiteitsdocumenten;
3k. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen en geen medewerking verleent aan de overdracht aan de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
4e. verdachte is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld.

2.ECLI:NL:RVS:2023:4219.

4 ECLI:NL:RVS:2023:4219, r.o. 3, tweede en derde alinea.
De staatssecretaris heeft ter zitting de zware gronden onder 3f en 3k en de lichte gronden onder 4b en 4e laten vallen.
6. De rechtbank stelt vast dat eiser de zware gronden onder 3a en 3b niet heeft betwist. De rechtbank oordeelt dat deze gronden feitelijk juist en voldoende gemotiveerd zijn. Eiser heeft de uitkomst van zijn asielprocedure in Spanje niet afgewacht en is illegaal naar Nederland gereisd. Verder heeft eiser geen melding gemaakt van zijn illegale verblijf.
7. De zware gronden onder 3a en 3b zijn voldoende om de maatregel van bewaring te kunnen dragen. Daaruit volgt ook het risico dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. De geschilpunten over de overige gronden behoeven daarom geen bespreking. De beroepsgrond slaagt niet.
Ambtshalve toets
8. De rechtbank moet ook ambtshalve toetsen of de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. Op grond van de stukken en wat op de zitting is besproken, is de rechtbank van oordeel dat dit niet het geval is.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
15 januari 2024
Documentcode: [Documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.