ECLI:NL:RBDHA:2024:20814
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring van een Algerijnse vreemdeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 december 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Algerijnse vreemdeling. De eiser, vertegenwoordigd door mr. S.C. van Paridon, had op 21 maart 2024 een maatregel van bewaring opgelegd gekregen door de minister van Asiel en Migratie. Deze maatregel was nog steeds van kracht op het moment van de uitspraak. De rechtbank ontving op 2 december 2024 een kennisgeving van de voortduring van de bewaring, die gelijkgesteld werd met een door de eiser ingesteld beroep. Echter, op 6 december 2024 trok de eiser zijn beroep in, wat op 9 december 2024 door de rechtbank werd bevestigd, waarna de zaak werd afgesloten.
De rechtbank was echter gehouden om ambtshalve te toetsen of het voortduren van de bewaring rechtmatig was, ondanks de intrekking van het beroep door de eiser. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring eerder al rechtmatig was bevonden en dat er geen nieuwe gronden waren om te oordelen dat de maatregel onrechtmatig was. De rechtbank heeft de rechtmatigheid van de maatregel beoordeeld aan de hand van de kennisgeving van de verweerder en concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de bewaring. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.