ECLI:NL:RBDHA:2024:2057
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering toekenning ZW-uitkering na ziekmelding binnen vier weken na beëindiging van eerdere ZW-uitkering
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de weigering van verweerder om aan hem een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toe te kennen. Verweerder heeft in het besluit van 12 mei 2022 bepaald dat eiser per 24 juni 2021 geen recht heeft op een ZW-uitkering. In het bestreden besluit van 22 november 2022 is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep op 19 januari 2024 op zitting behandeld, waarbij partijen zich hebben laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.
De rechtbank constateert dat in dit dossier twee aparte ZW-beoordelingen door elkaar lopen: de eerstejaars ZW-beoordeling waarbij de ZW-uitkering per 22 juni 2021 is beëindigd en de nieuwe ziekmelding van eiser per 24 juni 2021. De rechtbank oordeelt dat de ziekmelding binnen vier weken na de beëindiging van de ZW-uitkering ligt en dat verweerder deze ziekmelding ten onrechte heeft beoordeeld met toepassing van artikel 19aa van de ZW, in plaats van artikel 19 van de ZW. Dit gebrek wordt met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gepasseerd, omdat aannemelijk is dat eiser hierdoor niet is benadeeld.
De rechtbank concludeert dat de uitslag van het medisch onderzoek van de verzekeringsartsen niet onzorgvuldig of onjuist is. Eiser heeft zijn klachten niet onderbouwd met medische informatie van zijn behandelaars. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht en op goede gronden per 24 juni 2021 geen ZW-uitkering aan eiser heeft toegekend. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en de rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750,- en het griffierecht van € 50,- vergoed.