ECLI:NL:RBDHA:2024:20457
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht en vreemdelingenrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. De maatregel was gebaseerd op artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, die sinds 17 juli 2024 in vreemdelingenbewaring zit, heeft op 15 november 2024 beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel, waarbij hij ook een verzoek tot schadevergoeding indiende. De rechtbank heeft het vooronderzoek op 21 november 2024 gesloten en besloten dat de zaak niet op zitting zou worden behandeld.
De rechtbank heeft de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring getoetst aan de hand van eerdere uitspraken en de voortgangsrapportage van de minister. De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek op 25 oktober 2024. Eiser voerde aan dat de minister onvoldoende voortvarend handelde in het uitzettingsproces, maar de rechtbank oordeelde dat de minister wel degelijk actie ondernam door een laissez-passer-aanvraag te doen bij de Algerijnse autoriteiten. De rechtbank oordeelde ook dat er geen grond was om te concluderen dat het zicht op uitzetting ontbrak, aangezien de aanvragen nog steeds in behandeling waren.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de maatregel van bewaring voortduurt. De uitspraak werd gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, in aanwezigheid van griffier S. Voolstra. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.