In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 november 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen een last onder dwangsom die door de burgemeester van Hillegom was opgelegd, omdat hij zou hebben gehandeld in strijd met artikel 2:74 van de Algemene plaatselijke verordening (APV). De last hield in dat verzoeker zich niet op openbare plaatsen binnen de gemeente Hillegom mocht bevinden met als doel drugs te verhandelen. De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen sprake is van een evident onrechtmatig besluit en dat verzoeker geen spoedeisend belang heeft aangetoond. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoeker op 31 augustus 2024 is aangehouden met een aanzienlijke hoeveelheid softdrugs en contant geld, wat de burgemeester aanleiding gaf om de last op te leggen. Verzoeker heeft niet overtuigend aangetoond dat de last onterecht is opgelegd of dat deze niet noodzakelijk is. De voorzieningenrechter concludeert dat de belangen van de openbare orde zwaarder wegen dan de belangen van verzoeker. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen, en er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.