ECLI:NL:RBDHA:2024:20000

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 november 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
NL24.27492
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake asielaanvraag van transgender eiseres met Colombiaanse nationaliteit

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag beoordeeld. Eiseres, een transgender vrouw van Colombiaanse nationaliteit, diende op 3 juni 2024 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel in, welke door de minister op 1 juli 2024 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft op 7 oktober 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eiseres als de minister aanwezig waren. Tijdens de zitting werd het onderzoek geschorst om de minister de gelegenheid te geven aanvullende stukken toe te voegen. Op 30 oktober 2024 werd het onderzoek gesloten, waarna de rechtbank op 25 november 2024 deze tussenuitspraak deed.

De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit een motiveringsgebrek vertoont, omdat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de verklaringen van eiseres over de aanval ongeloofwaardig zijn. Eiseres heeft verklaard dat zij in Colombia is aangevallen vanwege haar transgenderidentiteit en dat zij geen aangifte heeft gedaan omdat de politie haar niet zou helpen. De rechtbank oordeelt dat de minister niet voldoende rekening heeft gehouden met de gezondheidstoestand van eiseres tijdens het nader gehoor en dat het niet doen van aangifte niet automatisch afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van haar relaas. De rechtbank geeft de minister de gelegenheid om het motiveringsgebrek te herstellen binnen vier weken na deze uitspraak.

De rechtbank benadrukt dat de minister moet motiveren waarom de verklaringen van eiseres over de aanval ongeloofwaardig zijn bevonden en dat de minister de mogelijkheid heeft om het gebrek te herstellen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.27492
tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 november 2024 in de zaak tussen

[eiseres], v-nummer: [nummer 1], eiseres

(gemachtigde: mr. E. Derksen),
en
de minister van Asiel en Migratie [1]
(gemachtigde: mr. M. Verzijden).

Inleiding

1. In deze tussenuitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Zij heeft op 3 juni 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 1 juli 2024 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 7 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister.
1.2.
De rechtbank heeft het onderzoek op zitting geschorst. Hierbij heeft de minister de gelegenheid gekregen om een aantal relevante stukken met een eventuele toelichting aan het dossier toe te voegen. Vervolgens heeft de gemachtigde van eiseres hierop mogen reageren.
1.3.
De rechtbank heeft daarna, op 30 oktober 2024, het onderzoek gesloten, nadat partijen toestemming hebben gegeven uitspraak te doen zonder nadere zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de kennelijke ongegrondverklaring van de asielaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. Het bestreden besluit bevat een motiveringsgebrek. De rechtbank stelt de minister in de gelegenheid dit motiveringsgebrek via een bestuurlijke lus te herstellen. [2] Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiseres heeft de Colombiaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1996. Zij legt aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiseres is in Colombia aangevallen door een Venezolaanse man, omdat zij transgender is en geen geld aan hem wilde betalen. Zij heeft hiertegen geen aangifte gedaan omdat eiseres als transgender niet wordt geholpen door de politie in Colombia. Daarnaast heeft eiseres te maken gehad met discriminatie omdat zij een transgender is en zij zal hier bij terugkomst weer mee te maken krijgen.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
1. identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. problemen omtrent de aanval;
3. discriminatie transseksualiteit.
De minister acht de identiteit, nationaliteit en herkomst en de discriminatie vanwege eiseres’ transseksualiteit geloofwaardig. De problemen omtrent de aanval heeft de minister niet geloofwaardig geacht. Met betrekking tot de discriminatie stelt de minister zich op het standpunt dat de pesterijen die eiseres heeft meegemaakt niet hetzelfde zijn als vervolging of het risico op ernstige schade. Dit relevante element is daarom onvoldoende zwaarwegend. Ook op basis van het eerste relevante element wordt niet aangenomen dat eiseres bij terugkeer naar Colombia een reëel risico op ernstige schade loopt.
Gronden ingetrokken op zitting
6. Eiseres betoogt dat de minister niet het volledige dossier aan eiseres heeft toegestuurd, waarbij (onder meer) wordt gedoeld op het ontbreken van het advies van MediFirst. Het betoog dat de minister het advies van MediFirst aan het dossier had moeten toevoegen, heeft eiseres op zitting laten vallen. Verder heeft eiseres in haar gronden aangevoerd dat zij aangemerkt had moeten worden als slachtoffer van mensenhandel en dat de minister de financiële uitbuiting ten onrechte heeft aangemerkt als oplichting. Ook dit betoog heeft eiseres op zitting laten vallen. De rechtbank zal daarom geen oordeel geven over deze (onderdelen van de) beroepsgronden.
Geen compleet dossier
7. Eiseres voert aan dat de minister, ondanks meerdere verzoeken, niet het volledige dossier aan eiseres heeft toegestuurd. De minister heeft namelijk niet de onderliggende stukken met betrekking tot het contact met de Italiaanse autoriteiten overgelegd. Hierdoor heeft eiseres niet volledig op het voornemen kunnen reageren en heeft zij geen contact op kunnen nemen met de Italiaanse autoriteiten om daar nog navraag te doen. Eiseres heeft haar schriftelijk stuk van 28 juni 2024 daarbij niet aangemerkt als zienswijze maar als een voorlopige reactie. Omdat eiseres geen zienswijze heeft kunnen indienden, is het besluit niet zorgvuldig tot stand gekomen. Uit rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) [3] volgt namelijk dat de mogelijkheid voor de vreemdeling om een zienswijze in te dienen een essentieel onderdeel van de procedure is voorafgaand aan de totstandkoming van het besluit op de asielaanvraag en dat het niet betrekken van een zienswijze een gebrek betreft dat niet kan worden gepasseerd met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
7.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat eiseres voldoende de mogelijkheid heeft gehad om te reageren op het voornemen. Zij heeft dat ook gedaan in de reactie van 28 juni 2024. Niet valt in te zien waarom deze reactie niet als zienswijze kan worden aangemerkt. Dat haar reactie niet compleet was omdat zij niet zou hebben kunnen reageren op de informatie afkomstig van de Italiaanse autoriteiten, maakt dit niet anders. Het was beter geweest als de minister, in het kader van transparantie, eigener beweging (en eerder) de stukken met betrekking tot het contact met de Italiaanse autoriteiten in het dossier had gezet na het verzoek van eiseres. Maar de omstandigheid dat dit niet is gebeurd, maakt de voorbereiding van de besluitvorming niet onzorgvuldig. Uit de stukken die na de zitting in het dossier zijn geplaatst, blijkt dat er niet meer informatie was dan de informatie die tijdens het nader gehoor met eiseres is besproken. Tijdens het gehoor heeft de hoormedewerker namelijk aangegeven dat uit het contact met Italië is gebleken dat eiseres een werkvergunning in Italië had, maar dat deze nooit is opgehaald. [4] Hierop heeft eiseres dus ook kunnen reageren in de zienswijze. Daarbij komt dat eiseres op alle andere punten in het voornemen wel heeft gereageerd in de zienswijze, waardoor zij voldoende gebruikt heeft kunnen maken van de voornemenprocedure en niet in haar belangen is geschaad. De stelling van eiseres dat zij, als zij de informatie met betrekking tot het contact met de Italiaanse autoriteiten wel had gehad, hierover naar de Italiaanse autoriteiten had kunnen bellen, volgt de rechtbank niet. Het staat eiseres namelijk vrij om contact op te nemen met de Italiaanse autoriteiten en het is onvoldoende onderbouwd waarom zij hiervoor deze informatie nodig had.
Medisch advies
8. Eiseres voert aan dat ten onrechte geen medisch advies is aangeboden. In Werkinstructie 2021/21 is namelijk vermeld dat de minister in zaken waarin geen rust- en voorbereidingstijd wordt gegeven, zoals in geval van eiseres, alsnog medisch advies kan aanbieden. De minister is niet deskundig om eventuele functionele beperkingen bij
vreemdelingen, die voortkomen uit medische problematiek en die zouden
kunnen leiden tot het niet goed kunnen verklaren over het asielrelaas, vast te
stellen. Het is aan MediFirst om de minister te adviseren over eventuele beperkingen die ertoe kunnen leiden dat een vreemdeling niet goed kan verklaren over het asielrelaas. Door het ontbreken van medisch advies, is het onderzoek naar de asielmotieven en de besluitvorming onzorgvuldig geweest. Er is namelijk geen advies voorhanden hoe in de besluitvorming moet worden omgegaan met deze beperkingen en er staat niet vast dat de pauzes tijdens het gehoor voldoende tegemoet kwamen aan de beperkingen van eiseres. Daarnaast had de minister ook Forensisch Medisch Onderzoek (FMO) moeten aanbieden. [5] Eiseres heeft namelijk een litteken opgelopen en onderzoek hieraan kan haar asielrelaas onderbouwen.
8.1.
De minister stelt zich terecht op het standpunt dat, gelet op het verslag van het nader gehoor, geen noodzaak was voor het vragen van een medisch advies aan MediFirst. Uit het verslag blijkt namelijk niet dat geen rekening is gehouden met de gezondheidssituatie van eiseres. Eiseres heeft aan het begin van het nader gehoor verklaard dat zij zich in staat voelde om het gehoor te laten plaatsvinden. Ook is gevraagd of er iets is waar de hoormedewerker rekening mee kon houden, waarop eiseres heeft geantwoord dat zij zich op dat moment goed voelde. [6] Verder heeft de hoormedewerker aangegeven dat als eiseres behoefte aan een pauze had, zij dit kon aangeven en is na de pauzes gevraagd hoe het met eiseres ging. Uit de verklaringen van eiseres valt daarom ook niet op te maken dat er beperkingen waren met betrekking tot de gezondheid van eiseres waardoor zij niet gehoord zou kunnen worden. Dat eiseres tijdens het aanmeldgehoor heeft aangegeven last te hebben van depressieve klachten, doet hier niet aan af. Eiseres heeft namelijk tijdens het aanmeldgehoor ook aangegeven dat zij het gehoor wel wil doen. [7] Daarnaast blijkt ook uit het verslag van het aanmeldgehoor niet dat eiseres moeite had met verklaren. Ook overigens is niet gebleken van medische informatie waaruit volgt dat eiseres, vanwege haar psychische gesteldheid, beperkt is in het vertellen van haar relaas. Gelet op bovenstaande heeft de minister daarom geen aanleiding hoeven zien voor het vragen van medisch advies.
8.2.
De minister stelt zich verder terecht op het standpunt dat er onvoldoende indicaties zijn voor een FMO. Hierbij heeft de minister er terecht op gewezen dat een FMO pas wordt gedaan op het moment dat het onderzoek de doorslag zou kunnen geven bij de beoordeling van de asielaanvraag. Dat is bij eiseres niet het geval. Ook als zou worden aangetoond dat het litteken door een fles is aangebracht, zou dit niet het hele asielrelaas van eiseres kunnen onderbouwen. Hiermee wordt namelijk niet onderbouwd wat de toedracht van de aanval is geweest en wie de aanvaller was.
Status in Italië
9. Eiseres voert aan dat de minister zich ervan had moeten vergewissen dat de verblijfsstatus van eiseres niet is ingetrokken. [8] Uit Eurodac is namelijk gebleken dat eiseres in 2016 een asielverzoek heeft gedaan in Italië en eiseres heeft verklaard dat zij ook een verblijfsvergunning heeft gekregen. De minister heeft daarnaast miskent dat hij ten volle rekening moet houden met een eerdere beslissing van een andere lidstaat en met de elementen die deze beslissing ondersteunen. [9] Nu de minister dit niet heeft gedaan, bevat het besluit een motiveringsgebrek. Daarbij komt dat eiseres wordt belemmerd om zich tot de autoriteiten te wenden met een schriftelijk verzoek om toezending van het dossier, omdat de minister weigert inzage te geven in de informatie die hij heeft verkregen van de Italiaanse autoriteiten. Het valt niet in te zien waarom de minister op dit punt niet met eiseres samenwerkt, nu de minister al contact heeft gehad met de Italiaanse autoriteiten.
9.1.
Eiseres heeft verklaard dat zij in Italië een asielverzoek heeft ingediend en dat zij daarna een verblijfsvergunning op humanitaire gronden heeft verkregen. Uit informatie verkregen via de liaison bij de Italiaanse autoriteiten is enkel gebleken dat eiseres een werkvergunning in Italië had, maar dat zij deze nooit heeft opgehaald. Ter zitting is namens eiseres naar voren gebracht dat uit het ‘bewaringsdossier’ blijkt dat er een Eurodac- bevraging is geweest en dat die een ‘hit’ heeft opgeleverd. Na de zitting heeft eiseres stukken aan het dossier toegevoegd uit het bewaringsdossier en de minister stukken die betrekking hadden op het contact met de Italiaanse autoriteiten.
9.2.
De rechtbank begrijpt uit de reactie van de minister van 17 oktober 2024 dat hij (impliciet) betwist dat eiseres een asielverzoek heeft ingediend in Italië. De minister kan daarin niet worden gevolgd. Op basis van de stukken die na de zitting aan het dossier zijn toegevoegd kan namelijk vast worden gesteld dat eiseres in 2016 een asielverzoek heeft ingediend in Italië. In de Eurodac bevraging staat het Eurodacnummer “[nummer 2]”. Uit artikel 24, vierde lid, gelezen in samenhang met artikel 9, eerste lid, van de Eurodacverordening volgt welke informatie uit dit nummer kan worden opgemaakt. Het nummer begint met twee letters, welke staan voor een lidstaat. In dit geval Italië. Het cijfer ‘1’ geeft vervolgens aan dat het gaat om een vreemdeling die een asielverzoek heeft ingediend. In geval van eiseres is dus, gelet op het cijfer ‘1’, sprake geweest van een asielverzoek.
9.3.
Het beroep van eiseres op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (Hof) slaagt echter niet. Deze uitspraak is namelijk alleen relevant als aan een vreemdeling internationale bescherming is verleend. Het is onvoldoende aannemelijk dat eiseres een vluchtelingenstatus of subsidiaire bescherming heeft gekregen naar aanleiding van haar asielverzoek in Italië. Eiseres heeft namelijk niet gesteld dat dit (wel) zo is. Zij heeft zelf verklaard dat zij een vergunning had vanwege haar HIV-besmetting. [10] Indien eiseres meent dat haar mogelijk toch internationale bescherming is verleend, kan zij daartoe haar dossier opvragen in Italië. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij zelf geen navraag zou kunnen doen bij de Italiaanse autoriteiten. In haar brief van 21 oktober 2024 schrijft eiseres namelijk dat zij naar de Italiaanse ambassade is geweest om haar dossier te verkrijgen en dat de ambassade haar verwezen heeft naar de migratiedienst in Italië. Het is niet gebleken dat eiseres bij de migratiedienst geen navraag zou kunnen doen, eventueel via een advocaat. Gelet hierop bestond er voor de minister geen verplichting om (verder) nader onderzoek te doen naar de uitkomst van het asielverzoek van eiseres. Hij heeft voldoende aan zijn samenwerkingsverplichting voldaan door navraag te doen bij de Italiaanse autoriteiten, waaruit enkel is gebleken dat eiseres een werkvergunning zou hebben gehad. Daaraan kan worden toegevoegd dat niet valt in te zien waarom de verlening van een verblijfsvergunning op humanitaire gronden relevant kan zijn voor de beoordeling van het asielrelaas van eiseres. De verlening van die vergunning is immers niet gebaseerd op het Vluchtelingenverdrag of andere internationale verdragen.
Problemen omtrent de aanval
10. Eiseres betoogt dat de problemen omtrent de aanval ten onrechte ongeloofwaardig zijn geacht. Hierbij voert eiseres aan dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met haar gezondheidstoestand tijdens het nader gehoor. Met betrekking tot de brief die onder de deur van de familie van eiseres is geschoven, wijst eiseres op haar verklaringen in het nader gehoor. Zij verklaart namelijk dat de brief in Colombia is en dat hierin bedreigingen staan. Eiseres verklaart: “daar stond op dat de volgende keer als ik geen geld betaalde dat ik dan wel wist wat er met mij of mijn familie zou gebeuren.” Verder blijkt uit de foto die bij de zienswijze is overgelegd, dat de brief via een foto op whatsapp is ontvangen van de moeder van eiseres. De inhoud van de brief komt overeen met de verklaringen van eiseres. Verder heeft eiseres in het gehoor uitgelegd dat het voor haar geen meerwaarde had om aangifte te doen, omdat zij slechts tijdelijk in Colombia zou blijven. De minister heeft niet gemotiveerd waarom eiseres desondanks aangifte had moeten doen.
10.1.
De minister stelt zich op het standpunt dat de problemen omtrent de aanval niet geloofwaardig zijn. Hierbij wijst de minister op de wisselende verklaringen van eiseres omtrent dit incident. Eiseres heeft wisselend verklaard over de reden van de aanval en de dader. Eiseres heeft namelijk eerst verklaard aangevallen te zijn met een mes en later zou dit met een kapotte fles zijn gebeurd. Over de aanvaller verklaart eiseres eerst dat dit een onbekende man is, terwijl zij later verklaart dat hij de man van een vriendin van eiseres is. Ook over de reden van de aanval verklaart eiseres, volgens de minister, wisselend. Zo verklaart zij eerst dat zij uit het niets is aangevallen omdat zij transseksueel is, terwijl eiseres daarna verklaart dat ze is aangevallen omdat zij geen geld wilde betalen aan de aanvaller. De week voor de aanval zou eiseres de aanvaller al hebben gezien en hij zou hebben gesommeerd om geld te betalen. Met betrekking tot de brief met dreigementen stelt de minister dat het opmerkelijk is dat eiseres deze brief na het voornemen heeft overgelegd terwijl zij tijdens het nader gehoor niet wist wat de inhoud was. Daarnaast is de brief niet objectief verifieerbaar, omdat het over de verklaringen van eiseres gaat. Aan dit document kan daarom geen waarde gehecht worden. Verder stelt de minister zich op het standpunt dat eiseres zonder gegronde reden geen bescherming heeft ingeroepen. De politie is namelijk bij eiseres langs geweest in het ziekenhuis en heeft uitgelegd hoe zij aangifte kon doen. Het niet doen van aangifte doet, volgens de minister, afbreuk aan de geloofwaardigheid van de aanval.
10.2.
De rechtbank is van oordeel dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de verklaringen van eiseres wisselend zijn. Eiseres heeft namelijk in het aanmeldgehoor slechts één keer verklaard dat zij is aangevallen met een mes, maar verklaart direct daarna dat zij geslagen is met een gebroken fles. [11] Ook in het nader gehoor heeft eiseres het consequent over een gebroken fles. [12] Over de aanvaller heeft eiseres nooit verklaard dat dit een onbekende man zou zijn. Zij verklaart namelijk dat de aanvaller de man van één van de meisjes was [13] en vervolgens dat zij zijn naam niet weet, maar dat zij bijnamen – zoals [naam] – hebben [14] en dat hij [naam] werd genoemd. [15] Met betrekking tot de toedracht van de aanval heeft eiseres verklaard dat zij is aangevallen omdat zij transseksueel is en geen geld wilde betalen aan de aanvaller. [16] Daarbij heeft eiseres ook verklaard dat de aanvaller haar heeft uitgescholden omdat zij een transvrouw is. Deze verklaringen liggen naar het oordeel van de rechtbank in elkaars verlengde en komen ook overeen met wat vermeld staat in het ambtsbericht 2024 over bedreigingen naar LHBTIQ+-personen: [17]
“(…) De organisatie meldde in het rapport ook de manier waarop bedreigingen en intimidaties geuit werden. Dat gebeurde door middel van directe intimidatie (33 gevallen) van LHBTIQ+’ers die door daders in krachttermen werden aangesproken op hun seksuele oriëntatie, genderidentiteit of genderuitdrukkingen waarna de persoon verzocht werd om het gebied te verlaten onder bedreiging van moord.(…)”
Verder werpt de minister ten onrechte tegen dat eiseres in het nader gehoor niet verklaard zou hebben over de inhoud van de dreigbrief. Eiseres heeft hier namelijk in het nader gehoor over verklaard dat in deze brief stond dat “de volgende keer als ik geen geld betaalde dat ik dan wel wist wat er met mij of mijn familie zou gebeuren.” [18] Deze verklaring komt overeen met de inhoud van de brief, welke eiseres na het voornemen, in de vorm van een foto, heeft overgelegd.
10.2.1.
Gelet op bovenstaande bevat het bestreden besluit een motiveringsgebrek. Om het gebrek te herstellen zal de minister moeten motiveren waarom de verklaringen van eiseres wisselend zijn, en in het verlengde daarvan, waarom de gestelde aanval ongeloofwaardig is bevonden. De minister heeft zich ook op het standpunt gesteld dat het niet doen van aangifte afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van dit onderdeel van het relaas. Uit de formulering leidt de rechtbank af dat dit een bijkomend, en niet een op zichzelf staand argument is om het relaas ongeloofwaardig te achten. De rechtbank ziet in dit argument daarom geen aanleiding om te oordelen dat het standpunt van de minister ten aanzien van de ongeloofwaardigheid voldoende is gemotiveerd.
10.2.2.
Om het (resterende) geschil zo veel mogelijk te beperken, zal de rechtbank ook de overige beroepsgrond bespreken.
Zwaarwegendheid discriminatie
11. Eiseres betoogt dat de minister in eerste instantie heeft miskent dat zij tot een sociale groep behoort. De minister heeft dat in het verweerschrift wel erkend, maar deze motivering is te laat want dit had in het bestreden besluit moeten staan. Verder heeft de minister, volgens eiseres, bij de beoordeling niet betrokken dat zij op minderjarige leeftijd is verkracht en zijn de verklaringen die zij in Italië heeft afgelegd ook niet meegewogen. Eiseres is slachtoffer geworden van lichamelijk geweld terwijl de autoriteiten niet in staat of bereid zijn hiertegen bescherming te bieden.
11.1.
De minister heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat eiseres als transvrouw behoort tot een sociale groep. De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog dat deze motivering al in het bestreden besluit had moeten staan. In het voornemen en in het bestreden besluit is namelijk de discriminatie die eiseres heeft ervaren vanwege het zijn van transvrouw op zwaarwegendheid getoetst en gemotiveerd aangegeven waarom de ervaringen van eiseres niet leiden tot en verblijfsvergunning asiel. Dat de minister hierbij niet expliciet heeft benoemd dat eiseres tot een sociale groep behoort, doet hier niet aan af. Eiseres is daarnaast niet in haar belangen geschaad, omdat de motivering in het verweerschrift slechts is aangevuld en zij de mogelijkheid heeft gekregen hier na de zitting nog op te reageren.
11.2.
De minister heeft zich in dit verband ook terecht op het standpunt gesteld dat het behoren tot een sociale groep niet gelijk staat aan het aannemen van een gegronde vrees voor vervolging bij terugkeer. Deze vraag zal afzonderlijk moeten worden beoordeeld, zoals blijkt uit het arrest van het Hof van 18 juni 2024. [19] De minister heeft hierbij terecht gewezen op de uitspraak van de Afdeling van 5 juni 2024, waarin de Afdeling heeft geoordeeld dat niet aannemelijk is dat elke transgender te vrezen heeft bij terugkeer naar Colombia. [20] Eiseres dient daarom in haar individuele geval aannemelijk te maken dat zij bij terugkeer te vrezen heeft vanwege het zijn van transgender of in dat verband heeft te vrezen voor discriminatie die zodanig is dat het functioneren op sociaal en maatschappelijk gebied voor haar niet mogelijk is. De minister heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat zij hierin niet is geslaagd. Daarbij heeft hij terecht betrokken dat eiseres, ondanks de ondervonden moeilijkheden, een bestaan kon opbouwen in Colombia door in een kapsalon te werken en met nagels te gaan werken. Het is verder niet gebleken dat het leven van eiseres onhoudbaar was door de pesterijen die zij heeft meegemaakt op de middelbare school. Ook heeft de minister terecht gewezen op het feit dat eiseres de verandering in geslacht juridisch heeft vast kunnen leggen in Colombia en eiseres heeft verklaard dat transpersonen dezelfde rechten hebben als ieder ander. Daarbij komt dat wanneer eiseres negatief bejegend zou worden, zij zich kan wenden tot de Colombiaanse autoriteiten. Het is niet gebleken dat zij geen bescherming kunnen of willen bieden. Het betoog van eiseres dat de minister had moeten betrekken dat zij als minderjarige verkracht is, slaagt niet. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag namelijk niet ten grondslag gelegd dat zij is verkracht en ook niet dat deze verkrachting in verband staat met het zijn van transgender, waardoor de minister dit ook niet hoefde te betrekken. Ook het betoog dat de verklaringen uit Italië betrokken hadden moeten worden, slaagt niet, gelet op hetgeen overwogen onder 9.1. Hierin heeft de rechtbank geoordeeld dat de uitspraak van het Hof van 18 juni 2024 [21] niet van toepassing is. De minister hoeft daarom geen rekening te houden met de beslissing uit Italië en de feiten waarop die beslissing steunt.

Conclusie en gevolgen

12. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek te herstellen of te laten herstellen. De rechtbank ziet, gelet op wat onder 10.2 is overwogen, aanleiding om dat in dit geval te doen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. Om het gebrek te herstellen zal de minister (nader) moeten motiveren of, en zo ja, waarom de gestelde aanval ongeloofwaardig wordt bevonden. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen de minister het gebrek kan herstellen op vier weken na verzending van deze tussenuitspraak.
12.1.
De minister moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb de rechtbank binnen één week meedelen of hij gebruik maakt van de gelegenheid om het gebrek te herstellen. Als de minister gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen om binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van de minister. In beginsel, ook in de situatie dat de minister de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder nadere zitting uitspraak doen op het beroep.
12.2.
Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die hierin zijn besproken, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht.
12.3.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- heropent het onderzoek;
- draagt de minister op om de rechtbank binnen één week mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid om het gebrek te herstellen;
- stelt de minister in de gelegenheid het gebrek te herstellen binnen vier weken na plaatsing van deze tussenuitspraak in het digitale dossier met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- stelt eiseres in de gelegenheid om binnen vier weken na ontvangst van de aanvullende motivering daarop te reageren;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S.W. Kroon, rechter, in aanwezigheid van mr. K.H.M.M. Otten, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Bijvoorbeeld ABRvS 20 juni 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AT8703 en ABRvS 31 juli 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BB1457.
4.Pagina 13, verslag nader gehoor (NG).
5.Hierbij wijst eiseres op de uitspraak van de ABRvS, 7 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4098.
6.Pagina 3, NG.
7.Pagina 3, verslag aanmeldgehoor (AG).
8.Hierbij verwijst eiseres naar ABRvS 7 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:669.
9.Hierbij wijst eiseres op de uitspraak van het Europese Hof van Justitie (HvJ) van 18 juni 2024, ECLI:EU:C:2024:524.
10.Pagina 13, NG.
11.Pagina 8, AG.
12.Pagina 4 en 10, NG.
13.Pagina 4, NG.
14.Pagina 7, NG.
15.Pagina 11, NG.
16.Pagina 4, AG en pagina 4 en 8, NG.
17.Pagina 71, ambtsbericht 2024.
18.Pagina 10, NG.
19.HvJ, 18 juni 2024, ECLI:EU:C:2024:47.
20.ABRvS, 5 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2331
21.HvJ, 18 juni 2024, ECLI:EU:C:2024:524