ECLI:NL:RBDHA:2024:19979
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het verlengen van de overdrachtstermijn aan Kroatië in het kader van de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie om de overdrachtstermijn aan Kroatië te verlengen. De minister heeft de termijn verlengd tot 3 december 2025, omdat eiser volgens de minister onderduikt. De rechtbank heeft de zaak op 19 november 2024 behandeld, waarbij eiser niet aanwezig was, maar zijn gemachtigde mr. D. van Elp en de gemachtigde van de minister, mr. C.J. Ohrtmann, wel aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft aangenomen dat eiser onderduikt, gebaseerd op een MOB-melding die aangeeft dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken uit het asielzoekerscentrum. Eiser betwist deze conclusie en stelt dat de minister onvoldoende heeft onderbouwd waarom hij als onderduiker wordt aangemerkt. De rechtbank oordeelt echter dat de minister voldoende bewijs heeft geleverd voor de verlenging van de overdrachtstermijn, ondanks dat het bestreden besluit aan de korte kant is.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de minister de overdrachtstermijn terecht heeft verlengd. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt op 26 november 2024.