ECLI:NL:RBDHA:2024:19643

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 november 2024
Publicatiedatum
27 november 2024
Zaaknummer
SGR 24/5310
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag energietoeslag voor student op grond van de Participatiewet

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 26 november 2024, wordt het beroep van een student tegen de afwijzing van zijn aanvraag om eenmalige energietoeslag voor het jaar 2023 behandeld. De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag afgewezen op basis van het argument dat de student in aanmerking komt voor studiefinanciering, wat volgens artikel 35, vijfde lid, onder b, van de Participatiewet (Pw) betekent dat hij niet tot de doelgroep voor energietoeslag behoort. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing terecht is, omdat de wet studenten uitsluit van het recht op energietoeslag voor het jaar 2023. Eiser had niet aangetoond dat hij de tegemoetkoming van DUO had aangevraagd of ontvangen, en de rechtbank concludeert dat het college niet in strijd heeft gehandeld met het evenredigheidsbeginsel. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit vanwege een motiveringsgebrek, maar laat de rechtsgevolgen in stand, omdat de aanvraag terecht is afgewezen. Eiser heeft recht op terugbetaling van het griffierecht, maar geen proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/5310

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 november 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, het college

(gemachtigden: mr. L.J. van der Zwart, M.J. Logan, R.W.A. Schoenmakers).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om eenmalige energietoeslag 2023 (energietoeslag) op grond van de Participatiewet (Pw).
1.1.
Het college heeft deze aanvraag met het primaire besluit van 16 februari 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 13 mei 2024 op het bezwaar van eiser is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 15 oktober 2024 op zitting behandeld. Op deze zitting heeft de rechtbank ook de beroepen met zaaknummers SGR 22/7560, SGR 23/135, SGR 23/1023, SGR 23/1025, SGR 23/1284, SGR 23/1653, SGR 23/1655, SGR 23/1753, SGR 23/1754, SGR 23/1755, SGR 23/2334, SGR 23/3831, SGR 23/5269 en SGR 23/5279 behandeld. Aan de zitting hebben in het beroep van eiser deelgenomen: eiser en de gemachtigden van het college.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Artikel 35, vierde lid, onder b, van de Participatiewet [1] maakt het mogelijk om voor het jaar 2023 categoriaal bijzondere bijstand toe te kennen aan een alleenstaande of gezin in de vorm van een eenmalige energietoeslag.
2.1.
Het college heeft eiser op 30 november 2023 een brief gestuurd waarin staat dat dat het college over onvoldoende informatie beschikt om eiser automatisch (lees: ambtshalve) energietoeslag voor het jaar 2023 toe te kennen. Het college heeft eiser daarom gevraagd daarvoor een aanvraag in te dienen.
2.2.
Op 13 december 2023 heeft eiser voor het jaar 2023 energietoeslag aangevraagd. Met het primaire besluit heeft het college deze aanvraag afgewezen omdat eiser in aanmerking komt voor studiefinanciering. Hij behoort daarom volgens het college niet tot de doelgroep van de energietoeslag.
2.3.
Het college heeft de afwijzing van de aanvraag in het bestreden besluit gehandhaafd. Eiser is student en heeft in de referteperiode oktober 2023 recht op een prestatiebeurs en een aanvullende beurs. Eiser komt daarmee in aanmerking voor een tegemoetkoming in de energiekosten van DUO en dit is een voorliggende voorziening. Eiser heeft niet aangetoond dat hij deze tegemoetkoming heeft aangevraagd en/of heeft ontvangen. Verder heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij de energiekosten niet kan betalen.
Wat vinden eiser en het college in beroep?
3. Eiser stelt zich kort gezegd op het standpunt dat het college ten onrechte aan het bestreden besluit ten grondslag heeft gelegd dat hij in aanmerking komt voor een tegemoetkoming van DUO. Eiser heeft deze niet ontvangen, omdat hij niet in aanmerking komt voor een aanvullende beurs. Het college had eiser ambtshalve energietoeslag moeten toekennen omdat hem in 2022 en 2023 kwijtschelding van de gemeentelijke belastingen is verleend. Onder verwijzing naar de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 26 maart 2024 [2] betoogt eiser dat het college ten onrechte niet heeft onderzocht of er bijzondere omstandigheden zijn die nopen tot het op grond van het evenredigheidsbeginsel achterwege laten van de naleving van een algemeen verbindend voorschrift. Eiser heeft een eigen huishouden, heeft een eigen voordeur en betaalt zijn eigen woonlasten. Door de onzekerheid en de afwijzing van de energietoeslag heeft eiser in de kou gezeten. Het bestreden besluit is daarmee in strijd met het evenredigheidsbeginsel. De Beleidsregel energietoeslag Den Haag 2023 (de Beleidsregel) die het college hanteert maakt een niet te rechtvaardigen onderscheid tussen studerende jongeren onder de 27 jaar en (werkende) oudere personen.
Wat is het beoordelingskader?
4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Wat oordeelt de rechtbank?
5. Uit de door eiser overgelegde informatie blijkt dat hem een aanvullende beurs van € 0,- is toegekend. Om voor de tegemoetkoming van DUO in aanmerking te komen is echter een aanvullende beurs van meer dan € 0,- vereist. Eiser komt hier aldus niet voor in aanmerking, zodat het college dit ten onrechte aan het bestreden besluit ten grondslag heeft gelegd. Het college heeft op zitting ook erkend dat niet vaststaat of eiser aanspraak kan maken op een voorliggende voorziening. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit op een ondeugdelijke motivering berust. De rechtbank zal het beroep daarom gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen.
5.1.
De rechtbank ziet aanleiding om de rechtsgevolgen van het te vernietigen bestreden besluit, oftewel de afwijzing van de aanvraag, in stand te laten. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
5.2.
Eisers betoog dat het college hem ambtshalve energietoeslag had moeten toekennen omdat hem kwijtschelding van de gemeentelijke belastingen is verleend, slaagt niet. Niet in geschil is namelijk dat eiser in 2023 recht had op studiefinanciering. Op grond van artikel 35, vijfde lid, onder b, van de Pw is eiser daarom voor het jaar 2023 uitgesloten van het recht op energietoeslag. Eiser komt dan niet in aanmerking voor (ambtshalve) toekenning van de energietoeslag op grond van artikel 4 van de Beleidsregel.
5.3.
Eisers betoog dat erop neerkomt dat het college hem vanwege bijzondere omstandigheden op grond van het evenredigheidsbeginsel in afwijking van artikel 35, vijfde lid, onder b, van de Pw hem alsnog energietoeslag had moeten toekennen, slaagt evenmin.
5.3.1.
De regel van artikel 35, vijfde lid, onder b, van de Pw die studenten van de energietoeslag voor het jaar 2023 uitsluit is dwingendrechtelijk van aard gesteld. Deze regel, dan wel de Pw anderszins, bevat geen hardheidsclausule of een coulanceregeling om van die bepaling af te wijken en biedt het college geen ruimte om rekening te houden met bijzondere omstandigheden. Er zijn echter bijzondere omstandigheden denkbaar waarin strikte toepassing van een wettelijk voorschrift van dwingendrechtelijke aard zozeer in strijd is met het ongeschreven recht, zoals het evenredigheidsbeginsel, dat zij op grond daarvan geen rechtsplicht meer kan zijn. Dit wordt ook wel contra-legemtoepassing of contra-legemwerking genoemd. [3]
5.3.2.
Het gaat in dit geval om een gebonden bevoegdheid in een wet in formele zin. Bij een gebonden bevoegdheid heeft op het niveau van het algemeen verbindende voorschrift al een belangenafweging in algemene zin plaatsgevonden. De uitkomst daarvan is neergelegd in de wettelijke voorwaarden voor de uitoefening van die bevoegdheid. Daarmee is in beginsel ook de evenredigheid van het besluit gegeven. Dit betekent dat de beoordeling of toepassing van het algemeen verbindende voorschrift (hier: artikel 35, vijfde lid, onder b, van de Pw) in dit geval tot een onevenredige uitkomst zou leiden, is beperkt tot de evenwichtigheid. Een besluit is onevenwichtig als het in de gegeven omstandigheden voor een of meer belanghebbenden onredelijk bezwarend is. [4]
5.3.3.
Eiser betoogt dat het college had moeten onderzoeken of sprake is van bijzondere omstandigheden als hiervoor in 5.3.1 bedoeld. Hiermee miskent eiser dat een beroep op de contra-legemwerking van het evenredigheidsbeginsel een uitzondering betreft en het daarom op zijn weg ligt om aannemelijk te maken dat dergelijke bijzondere omstandigheden zich voordoen. Eiser is hier niet in geslaagd. Dat eiser, als hij geen student was, wel voor energietoeslag in aanmerking zou komen, is daarvoor onvoldoende. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de vervelende situatie dat eiser in de kou heeft moeten zitten om bij gebrek aan financiële ondersteuning kosten te besparen, doet dit naar het oordeel van de rechtbank ook niet af aan de wettelijke uitsluiting van studenten van het recht op energietoeslag voor het jaar 2023. Van een onevenwichtig besluit als bedoeld in 5.3.2 is naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet gebleken.
5.4.
Tot slot slaagt eisers betoog dat het college een ongerechtvaardigd onderscheid maakt tussen studenten en niet-studenten door studenten in de Beleidsregel van de energietoeslag uit te sluiten ook niet. Dit omdat het college in de Beleidsregel een dergelijk onderscheid niet maakt.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit een motiveringsgebrek heeft en daarmee in strijd is met artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. Maar de rechtbank laat met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. Dit omdat de aanvraag terecht is afgewezen omdat eiser op grond van artikel 35, vijfde lid, onder b, van de Pw is uitgesloten van het recht op energietoeslag voor het jaar 2023.
6.1.
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 13 mei 2024;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 51,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.C. Bannink, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.A. van Weert, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Participatiewet [5]
Artikel 35
(…)
4. In afwijking van het eerste lid kan bijzondere bijstand ook aan een alleenstaande of een gezin worden verleend in de vorm van een eenmalige energietoeslag, zonder dat wordt nagegaan of die alleenstaande of dat gezin in dat jaar een sterk gestegen energierekening had:
a. voor het jaar 2022, die kan worden verstrekt tot en met 30 juni 2023;
b. voor het jaar 2023, die kan worden verstrekt tot en met 31 augustus 2024.
5. Het vierde lid, onderdeel b, is niet van toepassing op degene die:
a. 18, 19 of 20 jaar is;
b. in aanmerking komt voor studiefinanciering als bedoeld in artikel 3.1, eerste of tweede lid, van de Wet studiefinanciering 2000; of
c. is ingeschreven als ingezetene met enkel een briefadres in de basisregistratie personen.
6. De in het vierde lid bedoelde toeslag kan in afwijking van artikel 43, eerste lid, ambtshalve worden vastgesteld.
(…)

Voetnoten

1.In de versie zoals geïntroduceerd met de Wet van 4 oktober 2023 tot wijziging van de Participatiewet in verband met het eenmalig categoriaal verstrekken van een energietoeslag aan huishoudens met een laag inkomen en het verstrekken van een eenmalige tegemoetkoming voor energiekosten aan uitwonende studenten met een aanvullende beurs in 2023, Stb. 2023, 329.
3.Zie de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 22 maart 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1130 en van 23 december 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:3519, alsmede de onder 2 genoemde uitspraak, rechtsoverweging 7.2.
4.Zie de onder 2 genoemde uitspraak, rechtsoverweging 8.2.
5.Zoals deze luidde bij invoering van de Wet van 22 augustus 2022 tot wijziging van de Participatiewet in verband met het eenmalig categoriaal verstrekken van een energietoeslag aan huishoudens met een laag inkomen, Stb. 2022, 321.