ECLI:NL:RBDHA:2024:19636

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 november 2024
Publicatiedatum
27 november 2024
Zaaknummer
NL24.15955
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van aanvragen tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf voor familie- of gezinsleden

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 22 november 2024, worden de beroepen van eisers tegen de afwijzing van hun aanvragen tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) beoordeeld. De aanvragen zijn afgewezen door de minister van Asiel en Migratie op 16 november 2022, en de minister heeft bij de bestreden besluiten van 15 maart 2024 de afwijzing gehandhaafd. De rechtbank heeft de beroepen op 16 september 2024 behandeld, waarbij de referente, de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

Eisers, van Syrische nationaliteit, beogen verblijf bij hun dochter, de referente, die ook de Syrische nationaliteit heeft. De minister heeft gesteld dat er geen sprake is van familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM, omdat er geen bijkomende elementen van afhankelijkheid zijn. De rechtbank heeft eerder een besluit van de minister vernietigd omdat deze onvoldoende had gemotiveerd dat er geen sprake was van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. In de huidige procedure heeft de rechtbank de nieuwe besluiten van de minister beoordeeld.

De rechtbank concludeert dat de beroepen van eisers ongegrond zijn. De minister heeft het juiste toetsingskader toegepast en alle relevante factoren in overweging genomen. De rechtbank oordeelt dat de banden tussen eisers en referente niet zodanig bijzonder zijn dat deze de gebruikelijke banden tussen ouders en meerderjarige kinderen overstijgen. De rechtbank wijst erop dat de minister terecht heeft overwogen dat de ondersteuning die referente biedt, ook op afstand kan worden voortgezet en dat er geen sprake is van exclusieve afhankelijkheid van referente. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.15955

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 november 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer 1], eiser

[eiseres], v-nummer: [nummer 2], eiseres
samen: eisers,
(gemachtigde: mr. B.G. Smouter),
en
de minister van Asiel en Migratie [1] ,
(gemachtigde: mr. R.S. Helmus).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen de afwijzing van hun aanvragen tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [naam] (referente).’
1.1.
De minister heeft deze aanvragen met de besluiten van 16 november 2022 afgewezen. Met de bestreden besluiten van 15 maart 2024 op de bezwaren van eisers is de minister bij de afwijzing van de aanvragen gebleven.
1.2.
De minister heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
2. De rechtbank heeft de beroepen op 16 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: referente, de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvragen van eisers. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
4. De beroepen van eisers zijn ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten en standpunt van de minister
5. Eisers hebben de Syrische nationaliteit. Zij beogen verblijf bij referente. Zij is de dochter van eisers en zij heeft ook de Syrische nationaliteit. De minister heeft zich op het standpunt gesteld dat de identiteit van eisers en de familierechtelijke relatie tussen eisers en referente aannemelijk is gemaakt. Echter heeft de minister zich op het standpunt gesteld dat tussen eisers en referente geen sprake is van familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. Hierbij heeft de minister het standpunt ingenomen dat het jongvolwassenenbeleid niet van toepassing is en dat geen sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid.
Eerdere uitspraak
6. De rechtbank heeft in de procedure van eisers een eerder besluit vernietigd. Hierbij heeft de rechtbank, kort samengevat, geoordeeld dat de minister onvoldoende had gemotiveerd dat geen sprake was van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. [2] Hierbij heeft de rechtbank geoordeeld dat de minister de factoren ‘banden met het land van herkomst’ en de ‘financiële afhankelijkheid’ wel goed beoordeeld heeft. Daarnaast heeft de rechtbank ook geoordeeld dat het jongvolwassenenbeleid niet van toepassing is. De minister heeft vervolgens op 15 maart 2024 nieuwe besluiten genomen. Die besluiten liggen in de huidige procedure ter beoordeling bij de rechtbank voor.
Toetsingskader
7. Eisers voeren aan dat de minister bij zijn beoordeling een te streng toetsingskader heeft gehanteerd. De minister heeft namelijk gesteld dat de banden tussen eisers en referente zo sterk moeten zijn dat zij niet zelfstandig zonder elkaar zouden kunnen functioneren als gevolg van de scheiding. Ter onderbouwing wijzen eisers op een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) [3] en een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam. [4]
7.1.
De Afdeling heeft in haar uitspraak van 13 juli 2022 [5] geoordeeld dat een beoordeling die beperkt is tot de medische toestand van een vreemdeling en de gevolgen daarvan voor het familieleven, niet volstaat in het kader van bijkomende elementen van afhankelijkheid. De minister moet een brede beoordeling maken waarin hij alle individuele omstandigheden van het geval betrekt. Hierbij zijn elementen zoals financiële en materiële (emotionele) afhankelijkheid, de gezondheid, samenwoning en banden met het land van herkomst van belang. De Afdeling heeft dit oordeel herhaald in de uitspraak van 27 maart 2024. In die uitspraak heeft de Afdeling ook herhaald dat voor de beantwoording van de vraag of er sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid niet vereist is dat een vreemdeling volledig en exclusief van de zorg van één referent afhankelijk is. [6]
7.2.
Naar oordeel van de rechtbank heeft de minister het juiste toetsingskader toegepast. De minister is namelijk ingegaan op alle hierboven genoemde factoren en heeft deze op zichzelf en in samenhang beoordeeld. Dit voldoet aan het toetsingskader zoals dat blijkt uit de Afdelingsjurisprudentie. Dat de minister daarbij ook heeft beoordeeld of sprake is van exclusieve afhankelijkheid, doet hier niet aan af. De toets of sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid mag niet beperkt zijn tot de exclusieve afhankelijkheid, maar dit mag wel worden meegewogen. [7] Het beroep van eisers op de uitspraak van 20 maart 2024, slaagt daarom niet.
Bijkomende elementen van afhankelijkheid
8. Eisers voeren vervolgens aan dat de minister onvoldoende duidelijk heeft gemotiveerd hoe het tot aan vertrek samenwonen van eisers en referente in samenhang met de andere factoren is gewogen. Daarnaast heeft de minister onvoldoende rekening gehouden met het feit dat referente als enige van de kinderen nog met eisers samenwoonde, en dat daarom de band tussen hen wel degelijk extra bijzonder is ten opzichte van de andere kinderen van eisers. De minister heeft dus onvoldoende waarde gehecht aan de aard, duur en intensiteit van de samenwoning.
Verder voeren eisers aan dat referente tot aan haar vertrek volledig verantwoordelijk was voor het inkomen van eisers. Ook nu ondersteunt referente eisers financieel. Dat geen sprake zou zijn van exclusieve financiële afhankelijkheid is onvoldoende reden om helemaal geen waarde te hechten aan de financiële ondersteuning in het kader van de integrale beoordeling.
Met betrekking tot de medische omstandigheden wijzen eisers er allereerst op dat de door hun overgelegde medische documenten op echtheid zijn onderzocht en positief zijn bevonden. Deze documenten onderbouwen dus hun medische situatie. Verder heeft de minister op dit punt het onjuiste toetsingskader gehanteerd door te stellen dat pas sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid wanneer eisers niet zelfstandig kunnen functioneren zonder de zorg en nabijheid van referente. Ook heeft de minister niet onderbouwd dat alleen in uitzonderlijke gevallen klachten die zijn ontstaan na vertrek van referente zouden maken dat sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid. Dit is niet in lijn met de integrale beoordeling waarbij alle feiten en omstandigheden in samenhang beoordeeld moeten worden. De minister heeft, in strijd met de uitspraak van 25 april 2023, de verklaringen van de psychiater over eiseres niet inhoudelijk bij de beoordeling betrokken. Daarnaast houdt de minister er onvoldoende rekening mee dat eisers wel degelijk afhankelijk zijn van de zorg van referente en dat referente ook nu nog op afstand de zorg van derden voor hen inschakelt. Hierbij wijzen eisers op de uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022. [8] De minister heeft onvoldoende gemotiveerd dat er een reëel alternatief zou zijn voor de door referente via derden ingeschakelde zorg en ondersteuning. Er is dus wel sprake van zorgafhankelijkheid. De intensieve zorg die referente met haar medische achtergrond aan eisers heeft verleend en nog steeds verleent, is meer dan gebruikelijk in een ouder-kind relatie. Hierbij had de minister ook rekening moeten houden met de bijzondere situatie vanwege de vlucht, traumatische omstandigheden en intensieve zorgverlening.
Eisers voeren in het kader van de emotionele afhankelijkheid aan dat de medische stukken onderbouwen dat de psychische problemen van eiseres ernstiger zijn geworden na het vertrek van referente en dat de huidige manier van contact onvoldoende is om tegemoet te komen aan de emotionele afhankelijkheid. Het feit dat eiseres ernstige depressieve klachten heeft ontwikkeld na vertrek van referente, is een indicatie voor een meer dan gebruikelijke emotionele afhankelijkheid. De minister heeft in dit kader enkel gekeken naar de zorgafhankelijkheid en niet naar de emotionele afhankelijkheid.
Tot slot voeren eisers aan dat de minister niet inzichtelijk heeft gemaakt hoe de omstandigheden zich tot elkaar verhouden en in onderlinge samenhang bezien niet leiden tot het aannemen van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid.
Samenwoning
8.1.
De minister stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat de omstandigheid dat referente en eisers tot aan het vertrek van referente hebben samengewoond op zichzelf niet maakt dat sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid. Samenwoning maakt de band tussen referente en eisers namelijk niet zodanig bijzonder dat deze de gebruikelijke banden tussen een meerderjarige dochter en haar ouders overstijgt. Hierbij heeft de minister op de zitting toegelicht dat de eerdere samenwoning wel in positieve zin heeft meegewogen bij de integrale beoordeling. Daarbij heeft de minister in de besluiten terecht overwogen dat het regelen van een aantal praktische zaken, zoals huishoudelijke taken, het toedienen van medicatie en injecties, en het bijstaan van eiseres bij het douchen en toiletbezoeken, ten tijde van die samenwoning, onvoldoende is voor het oordeel dat sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid. Hiermee heeft de minister naar oordeel van de rechtbank de aard en duur van de samenwoning wel betrokken in zijn oordeel.
Financiële afhankelijkheid
8.2.
De minister stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat de financiële ondersteuning die referente aan eisers geeft, als gangbaar kan worden aangemerkt bij een normale band tussen ouders en meerderjarige kinderen. Dit leidt daarom niet tot de conclusie dat sprake is van een bijzondere financiële afhankelijkheid. Daarbij heeft de minister terecht betrokken dat de financiële ondersteuning vanuit Nederland kan worden voortgezet en dat niet is gebleken dat eisers voor financiële ondersteuning exclusief afhankelijk zijn van referente. Ook de broer en zus van referente bieden namelijk financiële ondersteuning aan eisers.
Medische omstandigheden en praktische afhankelijkheid
8.3.
De rechtbank stelt vast dat eisers medische problemen ondervinden. Dit wordt door de minister ook niet betwist en uit de verklaringen van referente en de medische documenten blijkt dat eisers over het algemeen behoefte hebben aan hulp en/of zorg. Echter heeft de minister mogen stellen dat niet is gebleken van (ernstige) medische problematiek waardoor sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid. Uit de medische documenten en de toelichting van referente op zitting blijkt namelijk dat de noodzakelijke zorg voor eisers voornamelijk bestaat uit het innemen van medicatie. De minister heeft in dit kader mogen stellen dat referente deze medicatie ook op afstand voor eisers kan regelen, zoals zij dat nu ook doet. Daarbij komt dat ook de broer en zus van referente hierbij zouden kunnen helpen, waardoor eisers niet exclusief afhankelijk zijn van referente. Daarnaast blijkt uit de verklaringen van referente dat eisers elkaar kunnen helpen en dat zij hulp krijgen van hun buren. Hoewel deze hulp door referente wordt ingeschakeld, maakt dit het oordeel niet anders. Deze hulp kan referente namelijk op afstand (blijven) inschakelen en ook de broer en zus van referente kunnen hierbij helpen. Verder heeft referente onvoldoende kunnen toelichten en onderbouwen welke zorg eisers, naast de medicatie, nog meer nodig hebben. Er is gesteld dat eisers hulp en ondersteuning nodig hebben bij hun alledaagse verzorging, maar dat blijkt niet concreet uit de medische documenten. De zorgbehoefte van eisers is dus niet concreet vast te stellen en dat heeft de minister mogen meewegen. Het is ook niet gebleken dat eisers geen toegang zouden hebben tot andere medische zorg. Eiseres heeft immers hulp van een psychiater, waaruit blijkt dat zij toegang hebben tot medische zorg. Eisers hebben dus onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij voor hun medische problematiek (exclusief) afhankelijk zijn van referente. Het betoog van referente op zitting dat haar broer en zus niet zouden kunnen helpen omdat referente altijd hulp heeft geboden en een medische achtergrond heeft, volgt de rechtbank niet. De hulp die referente nu biedt, bestaat uit het regelen van medicatie en het inschakelen van derden voor praktische zaken. Het valt niet in te zien waarom de broer en zus hier niet bij zouden kunnen helpen, voor die ondersteuning is namelijk geen medische achtergrond vereist.
Emotionele afhankelijkheid
8.4.
De minister betwist niet dat sprake is van een sterke band tussen eisers en referente, waarbij het gebruikelijk is dat zij elkaar ontzettend missen. Dit betekent echter niet dat sprake is van een meer dan gebruikelijke emotionele afhankelijkheid. Hierbij heeft de minister mogen stellen dat de psychische problemen van eiseres al aanwezig waren vóór het vertrek van referente en dat uit de stukken van de psychiater niet blijkt dat de verergering van de klachten enkel terug te voeren zijn op het vertrek van referente. Verder mocht de minister meewegen dat eisers ook elkaar nog hebben en uit de verklaringen van referente volgt dat zij elkaar ook steunen.
Conclusie
8.5.
De minister stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat alle bovengenoemde elementen in onderling verband en samenhang bezien, niet maken dat sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid. Hierdoor is geen sprake van gezinsleven zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM. Hierbij heeft de minister mogen overwegen dat de zorgen van referente voor eisers begrijpelijk zijn, maar dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat de banden tussen hen en referente boven de normale banden tussen ouders en hun meerderjarige kinderen uitstijgen. Hierbij heeft de minister terecht betrokken dat de ondersteuning die referente aan eisers biedt, ook op afstand kan worden voortgezet en dat hierin ook de broer en zus van referente kunnen helpen.
Belangenafweging
9. Eisers betogen dat de belangenafweging niet in stand kan blijven omdat ten onrechte geen gezinsleven is aangenomen.
9.1.
De rechtbank is van oordeel dat er geen belangenafweging meer hoeft plaats te vinden. Gelet op de eerder genoemde uitspraak van de Afdeling van 27 maart 2024 hoeft de minister namelijk geen belangenafweging te maken wanneer geen sprake is van gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. De belangenafweging die de minister in het besluit heeft gemaakt is daarmee ten overvloede en de rechtbank zal daarom niet toetsen of de belangenafweging in stand kan blijven.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep van eisers is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat daarom geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Kompier, rechter, in aanwezigheid van mr. K.H.M.M. Otten, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.Rb. Den Haag, zp. Arnhem, 25 april 2023, zaaknummer: NL22.25554 (niet gepubliceerd).
3.ABRvS, 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1188.
4.Rb. Den Haag, zp. Amsterdam, 20 maart 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:6662.
5.ABRvS, 13 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2006.
6.Zie ook ABRvS, 4 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1003.
7.Werkinstructie 2020/16.
8.ABRvS, 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:345.