AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Tussenuitspraak inzake de aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf van een Syrische nationaliteit eiseres met betrekking tot gezinshereniging
In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, wordt het beroep van eiseres, een Syrische vrouw, tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) beoordeeld. Eiseres heeft op 4 december 2017 een aanvraag ingediend om in Nederland te verblijven bij haar meerderjarige kinderen, die eerder asiel hebben verkregen. De aanvraag werd aanvankelijk afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat eiseres niet voldoende bewijs had geleverd van de familierechtelijke relatie en de bijzondere afhankelijkheid tussen haar en haar kinderen niet was aangetoond. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt en het beroep is door de rechtbank behandeld op 8 februari 2024.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris een onjuist toetsingskader heeft gehanteerd bij de beoordeling van de afhankelijkheid tussen eiseres en haar kinderen. De rechtbank stelt vast dat er wel degelijk sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie, mede gezien de langdurige samenwoning en de financiële en emotionele afhankelijkheid van eiseres van haar kinderen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de medische en psychische omstandigheden van eiseres, die haar afhankelijkheid van haar kinderen verder onderbouwen.
Daarnaast wordt in de uitspraak ook de vraag behandeld of er hechte persoonlijke banden bestaan tussen eiseres en haar minderjarige kleinkinderen. De rechtbank oordeelt dat er wel degelijk hechte banden zijn met één van de kleinkinderen, terwijl dit voor de andere kleinkinderen niet is aangetoond. De rechtbank geeft de staatssecretaris de gelegenheid om de gebreken in de belangenafweging te herstellen en een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank de termijn voor herstel op vier weken stelt. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging tussen het recht op gezinsleven en de belangen van de Nederlandse staat.
Voetnoten
1.Machtiging tot voorlopig verblijf.
2.Zaaknummer AWB 19/2086.
3.Zaaknummer AWB 19/8250.
4.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
5.Zaaknummer: 202005460/1/V1.
6.[naam 2] is op [datum] 2023 meerderjarig geworden.
7.Zaaknummer: 2016/06477/1/V1.
8.Richtlijn 2003/86/EG.
9.Posttraumatische stressstoornis.
10.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
11.Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
12.Zie bijvoorbeeld het arrest van 12 juni 2010, Khan tegen het VK, app.no. 47486/06.
13.Arrest van 17 april 2012, Kof en Liberda tegen Oostenrijk, app.no. 1598/06.
14.Arrest van 19 november 2014, Senchishak tegen Zwitserland, app.no. 5049/12.
15.Arrest van 20 september 2011, A.A. tegen Verenigd Koninkrijk, app.no. 8000/08.
16.Arrest van 10 oktober 1994, Gül tegen Zwitserland, app.no. 23218/94.
17.Beslissing van 28 juni 1995, Jankovic tegen Oostenrijk, app.no. 25777/94.
18.Arrest van 7 november 2000, Kwakye-Nti en Dufie tegen Nederland, app.no. 31519/96.
22.Vergelijk bijvoorbeeld par. 150 van K. en T. tegen Finland, arrest van 12 juli 2001, ECLI:CE:ECHR:2001:0712JUD002570294 en par. 108 van Kruškić tegen Kroatië, arrest van 25 november 2014, ECLI:CE:ECHR:2014:1125DEC001014013; hierna: het arrest Kruškić.
24.Tanda-Muzinga t. Frankrijk, 10 juli 2014, 2260/10.