3.2.Verder voert eiser aan dat verweerder ten onrechte niets overweegt ten aanzien van zijn beroep op de tolkenregeling. Eiser meent dat verweerder de bevoegde autoriteit is om hierop te reageren. Het besluit is in zoverre ook onzorgvuldig en onvoldoende gemotiveerd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. In zoverre eiser een beroep doet op de tolkenregeling overweegt de rechtbank dat deze regeling een andere strekking heeft dan de Kamerbrief en wordt uitgevoerd door de minister van Defensie, niet door verweerder. In het bestreden besluit is getoetst of eiser op grond van de Kamerbrief in aanmerking komt voor overbrenging. De rechtbank kan uitsluitend beoordelen of het bestreden besluit stand kan houden en kan in deze procedure daarom geen oordeel geven over de tolkenregeling, die buiten de omvang van dit geding valt.
5. Het beleid en toetsingskader voor overbrenging van personen uit Afghanistan is neergelegd in de Kamerbrief. In die brief wordt een speciale voorziening getroffen voor twee afgebakende groepen die, naast personen die ten tijde van de acute evacuatiefase al waren opgeroepen, voor overbrenging naar Nederland in aanmerking komen.
6. Het gaat hierbij onder meer om personen (en hun kerngezin) die in de afgelopen twintig jaar hebben gewerkt voor Defensie of EUPOL in Afghanistan in een voor het publiek zichtbare functie. Zij moeten kunnen aantonen dat zij ten minste een jaar structureel substantiële werkzaamheden hebben verricht voor Defensie en/of voor een Nederlandse functionaris EUPOL. Hun identiteit en Afghaanse nationaliteit moet vast te stellen zijn. Uit de Kamerbrief volgt dat Defensie en Justitie en Veiligheid de criteria zullen toepassen op de op 11 oktober 2021 bij Defensie beschikbare data, waaronder de meldingen van veteranen. Het betreft een afgebakende groep van ongeveer 500 (later bijgesteld naar 600) Afghanen (inclusief kerngezinnen).
7. Over dit beleid heeft de Afdeling twee richtinggevende uitsprakengedaan. Geoordeeld is dat het gaat om buitenwettelijk en begunstigend beleid, waarbij het kabinet veel beleidsruimte heeft. Het stond het kabinet daarom vrij om vereisten vast te stellen zodat de groepen waarop de begunstiging van toepassing is duidelijk konden worden afgebakend.Aan personen die buiten dit beleid vallen, wordt niets onthouden waar zij anders wel recht op zouden hebben. Als de minister de overkomst van personen die buiten dit beleid vallen niet faciliteert schendt hij niet hun fundamentele rechten. Ook niet als de taliban dat mogelijk wel doen.Een beroep op het recht op leven en het verbod op een onmenselijke of vernederende behandeling als bedoeld in het EVRM en het IVBPR slaagt niet omdat deze verdragen Nederland niet verplichten tot evacuatie van personen.Het beleid is niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel.
8. De rechtbank stelt vast dat eiser voor 11 oktober 2021 een verzoek tot overbrenging heeft ingediend, namelijk op 18 augustus 2021. Het betoog van eiser over de te strikte aanmeldeis treft dan ook geen doel. De datum van het verzoek tot overbrenging staat namelijk niet ter discussie in deze procedure, maar beoordeeld moet worden of eiser aannemelijk heeft gemaakt dat hij tenminste een jaar structureel substantiële werkzaamheden in een publiek zichtbare functie voor Defensie heeft verricht.
9. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat uit de stukken die eiser heeft overgelegd niet blijkt dat hij ten behoeve van de Nederlandse militaire missie heeft gewerkt. De verklaring van eiser, de foto’s en een kopie van zijn Tazkera zijn onvoldoende om vast te kunnen stellen dat eiser tenminste een jaar structureel substantiële werkzaamheden heeft verricht voor Defensie, in een publiek zichtbare functie. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat verweerder nog is nagegaan of in de archieven van Defensie gegevens bekend waren over eiser, althans gegevens die overeenkomen met de persoon die eiser stelt te zijn. Dergelijke gegevens zijn niet gevonden.
10. Ook aan de verklaring – dat eiser wel meer dan een jaar als PRT bewaker heeft gewerkt – van de voormalig leidinggevende van de PRT bewakers kan niet de waarde worden toegekend die eiser daaraan gehecht wenst te zien. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser met deze verklaring niet alsnog aannemelijk gemaakt dat hij structureel substantiële werkzaamheden heeft verricht voor Defensie, omdat verdere objectief verifieerbare informatie die dit ondersteunt ontbreekt. Daarbij is het de vraag welke waarde kan worden toegekend aan deze verklaring. Dit betreft een screenshot van naar de rechtbank begrijpt een WhatsApp bericht waarbij de reactie afkomstig zou zijn van [naam] . Hij antwoordt op een vraag waarin eiser wordt genoemd en of hij kan bevestigen dat eiser van 2004 tot 2005 heeft gewerkt voor Dutch PRT met enkel: “Yes I”.
11. De omstandigheid dat eiser gevaar loopt in Afghanistan kan – ondanks het feit dat de rechtbank begrijpt dat dit voor eiser juist het belangrijkste punt is – zoals ook door de Afdeling reeds is bevestigd, niet worden betrokken bij de beoordeling. De rechtbank overweegt dat het hier gaat om buitenwettelijk begunstigend beleid en dat het kabinet daarbij veel beleidsruimte heeft.