ECLI:NL:RBDHA:2024:19283
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om overbrenging naar Nederland van een Belgische eiser die in Afghanistan heeft gewerkt voor de Nederlandse militaire missie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 september 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een Belgische eiser en de minister van Buitenlandse Zaken. De eiser had verzocht om overbrenging naar Nederland vanuit Afghanistan, maar dit verzoek werd afgewezen omdat hij niet behoort tot de groepen waarvoor een speciale voorziening is getroffen in de Kamerbrief van 11 oktober 2021. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet vóór 11 oktober 2021 een verzoek om overbrenging had ingediend, waardoor hij niet in aanmerking kwam voor de speciale regeling. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk en het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond. Wel werd de minister in de proceskosten veroordeeld, omdat hij te laat had beslist op de aanvraag van de eiser. De rechtbank benadrukte dat het beleid van de minister veel beleidsruimte biedt en dat de risico's die de eiser loopt in Afghanistan niet voldoende onderscheidend zijn ten opzichte van de risico's voor andere Afghanen. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.