ECLI:NL:RBDHA:2024:18993

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
18 november 2024
Zaaknummer
23/2433
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het besluit van het Centraal Administratie Kantoor over verdragsgerechtigdheid en verdragsbijdrage

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 20 november 2024, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van het Centraal Administratie Kantoor (CAK) beoordeeld. Eiser, woonachtig in België, heeft beroep aangetekend tegen het besluit van 29 september 2022, waarin werd vastgesteld dat hij per 1 december 2022 verdragsgerechtigd is en een verdragsbijdrage verschuldigd is. Eiser heeft aanvullende stukken ingediend en het beroep is op 22 oktober 2024 behandeld. De rechtbank concludeert dat eiser recht heeft op zorg in België ten laste van Nederland, maar dat hij ook een verdragsbijdrage verschuldigd is. Eiser betoogt dat hij al verzekerd is in België en geen dubbele betalingen wil doen. De rechtbank stelt vast dat eiser niet verplicht verzekerd is in België en dat hij recht heeft op zorg ten laste van Nederland. De hoogte van de verdragsbijdrage is wettelijk bepaald en de rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Eiser krijgt geen griffierecht terug en geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/2433

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 november 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] (België), eiser

en

het Centraal Administratie Kantoor (CAK), verweerder

(gemachtigde: mr. J. M. Nijman).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 29 september 2022 waarin verweerder vaststelt dat eiser verdragsgerechtigd is per 1 december 2022 en per die datum een verdragsbijdrage verschuldigd is.
1.1.
Met het bestreden besluit van 14 maart 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.2.
Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Op 20 december 2023, 8 april 2024 en 2 oktober 2024 heeft eiser aanvullende stukken gestuurd.
1.3.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 22 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, bijgestaan door zijn echtgenote, en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

2. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
2.1.
Eiser woont sinds 19 februari 2002 in België en ontvangt per 1 december 2022 op basis van de Algemene ouderdomswet (AOW) pensioen uit Nederland van de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De Christelijke mutualiteit (CM) Midden-Vlaanderen heeft op 21 december 2022 bevestigd dat eiser recht op medische zorg heeft in België ten laste van Nederland vanaf 1 december 2022.
3. De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid van het besluit dat eiser verdragsgerechtigd is vanaf 1 december 2022 en per die datum een verdragsbijdrage (ook wel: buitenlandbijdrage) verschuldigd is. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
Wat vindt eiser?
4. Eiser stelt dat hij samen met zijn vrouw al 22 jaar is verzekerd in België bij de CM door middel van het CM-Hospitaalplan. Eiser begrijpt niet waarom verweerder geld inhoudt op zijn pensioen, aangezien hij naar hij meent al een verplichte verzekering heeft in zijn woonland. Hij wil niet dubbel betalen. Verder heeft eiser tot aan zijn pensioen altijd in Nederland gewerkt en heeft hij 50 jaar premie betaald aan het CZ voor zijn zorgverzekering. Sinds zijn pensioen en de betaling aan verweerder is de premie 65% hoger per maand. Daar is hij het niet mee eens.
Wat oordeelt de rechtbank?
5. De rechtbank overweegt allereerst als volgt. Iedereen die in Nederland woont of werkt, heeft recht op zorg uit het basispakket. Dit is geregeld in de Zorgverzekeringswet (Zvw). Het Nederlandse zorgstelsel is gebaseerd op solidariteit. Iedereen betaalt daaraan mee via premies en belastingen. De inhoud van het basispakket is wettelijk bepaald. Burgers zijn verplicht om een zorgverzekering af te sluiten. Deze zorgverzekering wordt ook wel basisverzekering of zorgpolis genoemd. Omdat niet alle zorg in het basispakket zit, kan een verzekerde een aanvullende verzekering afsluiten. Het Europese Hof van Justitie (HvJ-EU) heeft uitgesproken dat Nederland gerechtigd is dit sociale stelsel van toepassing te verklaren op degenen die een pensioen of een uitkering uit Nederland ontvangen, maar wonen in een andere lidstaat van de Europese Unie (hierna: EU), de zogeheten verdragsgerechtigden. [1] Voor dit recht op zorg zijn zij, de verdragsgerechtigden, een verdragsbijdrage verschuldigd aan, in dit geval, verweerder. In de wet is vastgelegd hoe de verdragsbijdrage wordt berekend. [2]
6. De rechtbank stelt vast dat op de situatie van eiser de Europese Verordening (EG) 883/2004 (de Verordening), de Zvw en de Regeling zorgverzekering van toepassing zijn.
6.1.
Ingevolge artikel 24 van de Verordening heeft een rechthebbende op een wettelijk pensioen of uitkering die in een andere lidstaat van de EU is gaan wonen, recht op medische zorg in het woonland, ten laste van het pensioenland, voor zover die gepensioneerde in zijn woonland geen persoonlijk recht heeft op zorg.
6.2.
Ingevolge artikel 30 van de Verordening mag vervolgens het pensioenland op de pensioenen van deze gepensioneerden een bijdrage inhouden, indien de kosten voor medische zorg voor rekening komen van het pensioenland.
6.3.
Ingevolge artikel 69, tweede lid, van de Zvw zijn de in het buitenland wonende personen die recht hebben op zorg in hun woonland ten laste van Nederland een bijdrage verschuldigd. De wijze waarop die bijdrage wordt berekend, is neergelegd in de artikelen 6.3.1 tot en met 6.3.4 van de Regeling Zorgverzekering.
7. Niet in geschil is dat eiser in België woont en een AOW-pensioen uit Nederland ontvangt. Hij werkt niet in België. Vast staat dat op 21 december 2022 de CM middels het S073 formulier heeft bevestigd dat eiser recht op zorg ten laste van Nederland heeft vanaf 1 december 2022. Niet gebleken is dat de CM is uitgegaan van onjuiste gegevens dan wel dat anderszins getwijfeld zou moeten worden aan de geldigheid van de afgegeven verklaring. Hieruit volgt dat eiser op grond van artikel 24 van de Verordening verdragsgerechtigd is. Dit is dwingend recht en eiser kan zich hieraan dan ook niet onttrekken. [3] Dit betekent dat aan eiser zorg wordt verleend in zijn woonland ten laste van Nederland.
8. Eiser stelt dat hij al 22 jaar in België woont, verplicht verzekerd is in België en daarom geen verdragsbijdrage verschuldigd is. Dit betoog slaagt niet. Niet gebleken is dat eiser in België verplicht is verzekerd zoals bedoeld op grond van het verdragsrecht. Het gaat erom of hij in België een persoonlijk recht heeft op zorg. De rechtbank stelt vast dat niet is gebleken dat er in het geval van eiser sprake is van prevalerend recht. [4] Dat wil zeggen dat er geen inkomen is in België waardoor eiser recht heeft op verstrekkingen ten laste van België. Eiser is dan ook niet verzekerd in België op grond van een persoonlijk recht. Hij is gelet op het voorgaande een verdragsbijdrage verschuldigd aan verweerder.
9. Het feit dat eiser ook in België betaalt voor een (aanvullende) zorgverzekering, doet aan het vorenstaande niets af. [5] Eiser hoeft niet tweemaal voor hetzelfde te betalen, nu hij voor de basiszorg recht heeft op zorg ten laste van Nederland. Daarbij wordt opgemerkt dat voor zover er sprake is van dubbele premieheffing of soortgelijke inhoudingen, deze in het woonland niet invorderbaar zijn. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat uit de stukken kan worden opgemaakt dat eiser in België een hospitalisatieverzekering heeft bij de CM en dat dit een aanvullende verzekering is. De zorgverzekering ten laste van Nederland biedt een basisverzekering. Voor een aanvullende verzekering, zoals het CM-Hospitaalplan, dient eiser zich tot de ziektekostenverzekeraar in zijn woonland te wenden.
10. Eiser heeft aangegeven de verdragsbijdrage te hoog te vinden. De rechtbank stelt vast dat dit een berekening betreft die wettelijk is bepaald en dat de hoogte van de bijdrage hier niet ter beoordeling voor ligt. Ten overvloede overweegt de rechtbank als volgt.
10.1.
In artikel 6.3.1, eerste lid, van de Regeling zorgverzekering is vastgelegd hoe de verdragsbijdrage wordt berekend. De bijdrage, zoals voor alle Nederlands verzekerden in Nederland, wordt berekend op basis van drie componenten: de nominale bijdrage (het bedrag dat Nederlands verzekerden in Nederland direct aan de verzekeraar betalen), de inkomensafhankelijke Zvw bijdrage (het bedrag dat de werkgever in Nederland betaalt maar gepensioneerden zelf moeten betalen) en de inkomensafhankelijke bijdrage Wet Langdurige Zorg (Wlz, de vroegere AWBZ).
10.2.
Aanvankelijk ging men er vanuit dat de bijdrage van de verdragsgerechtigden gelijk zou moeten zijn aan de premie die Nederlanders in Nederland betalen maar dit is aangevochten omdat de dekking in andere Europese landen vaak kleiner is. Dit heeft geleid tot de woonlandfactor. De hoogte van de verschuldigde bijdrage wordt vermenigvuldigd met deze woonlandfactor. De woonlandfactor geeft de verhouding weer tussen de gemiddelde
totalezorgkosten voor een persoon in het woonland en de gemiddelde zorgkosten ten laste van de sociale zorgverzekeringen in Nederland. Met deze woonlandfactor wordt tot uitdrukking gebracht in welke mate de in het woonlandpakket opgenomen zorg zich verhoudt tot de in het Nederlandse pakket opgenomen zorg. De toelichting op deze regeling vermeldt onder meer dat de berekening van de woonlandfactor plaatsvindt volgens de formule: woonlandfactor = gemiddelde zorgkosten woonland / gemiddelde zorgkosten Nederland.
10.3.
De woonlandfactor voor België voor het jaar 2023 was 0,7484. [6] Conform de woonlandfactor van België wordt er uitgegaan van het feit dat de zorgkosten in België lager zijn dan in Nederland. De gegevens die aan de woonlandfactoren ten grondslag liggen, kunnen jaarlijks fluctueren. Als het aansprakenpakket van een land wordt aangepast, heeft dat gevolgen voor de kosten van dat pakket. Ook zijn demografische ontwikkelingen van invloed, evenals fluctuaties in de wisselkoers.
11. Ter zitting heeft eiser verder naar voren gebracht dat er tijdens de hoorzitting door verweerder een toezegging zou zijn gedaan. Indien eiser kon aantonen dat hij betaalde aan België voor een zorgverzekering, hoefde hij geen verdragsbijdrage te betalen. Dat een dergelijke toezegging is gedaan, is echter niet aannemelijk geworden. Uit het verslag van de hoorzitting blijkt dat de voorzitter heeft gezegd dat eiser niet verplicht verzekerd is in België en dat hij niet dubbel hoeft te betalen. Hij hoeft maar één keer te betalen voor zorg en dat doet hij door middel van de verdragsbijdrage aan verweerder. De rechtbank oordeelt dat niet uit het verslag van de hoorzitting of anderszins is gebleken dat de door eiser gestelde toezegging is gedaan door verweerder.
11. Wat eiser in de aanvullende stukken van 2 oktober 2024 heeft aangevoerd ten aanzien de voorlopige jaarafrekening 2023 betreft een ander besluit en ligt hier niet ter beoordeling voor. De rechtbank laat dit dan ook verder onbesproken.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.B. Wijnholt, rechter, in aanwezigheid van mr. E.P.A. Stok, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie het arrest van het HvJ-EU van 14 oktober 2010, ECLI:EU:C:2010:610, (Van
2.Artikel 6.3.1, eerste lid, van de Regeling zorgverzekering.
3.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 7 augustus 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1342.
4.Zie de uitspraak van de CRvB van 17 februari 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:569.
5.Zie de uitspraak van de CRvB van 10 december 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:4212.
6.Staatscourant 2022, 29339.