In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 11 november 2024, wordt het beroep van eiseres beoordeeld. Eiseres heeft beroep ingesteld omdat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid, zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM. De minister heeft, ondanks een verzoek van de rechtbank, geen verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig is en heeft het onderzoek gesloten.
De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en gegrond is. De aanvraag is gedateerd op 13 november 2023, maar de minister heeft niet aangetoond wanneer deze is ontvangen. De rechtbank gaat uit van de datum op de aanvraag en stelt vast dat de minister binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag moet beslissen. Aangezien de minister deze termijn met drie maanden heeft verlengd, heeft eiseres de minister in gebreke gesteld na het verstrijken van deze termijn.
De rechtbank legt de minister een beslistermijn van vier weken op na verzending van de uitspraak, met de mogelijkheid tot herstel van verzuimen. In dit geval is er sprake van samenhang met een eerdere zaak, waardoor de rechtbank geen aparte rechtelijke dwangsom oplegt. De uitspraak concludeert dat het beroep gegrond is en dat de minister de onder 3.2 genoemde termijnen moet aanhouden om alsnog een besluit te nemen.