ECLI:NL:RBDHA:2024:1882

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
16 februari 2024
Zaaknummer
NL24.2172 en NL24.2173
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 15 februari 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen met het argument dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser, die stelt de Syrische nationaliteit te hebben, handhaaft zijn stellingen en betoogt dat de afwijzing onvoldoende gemotiveerd is, vooral met betrekking tot het interstatelijke vertrouwensbeginsel en de risico's die hij loopt in Spanje, waaronder onrechtmatige detentie en gebrek aan opvang.

De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk ongegrond is, omdat eiser niet voldoende heeft aangetoond dat er sprake is van systematische tekortkomingen in het Spaanse asiel- en opvangsysteem. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de hoogste bestuursrechter die bevestigen dat er nog steeds van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Eiser heeft zijn medische klachten niet met een medisch dossier onderbouwd en er zijn geen aanwijzingen dat hij in Spanje geen toegang tot medische zorg kan krijgen.

De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiser niet slagen en verklaart het beroep ongegrond. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid voor eiser om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.2172 en NL24.2173
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser/ verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. M.L. Saija),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter beoordeelt in deze uitspraak het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 18 januari 2024 niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag.

Beoordeling door de rechtbank

Geen zitting
2. De rechtbank houdt in deze zaak geen zitting. Het beroep is namelijk kennelijk ongegrond. [1] Hieronder legt de rechtbank dit uit.
Waar gaat deze zaak over?
3. Eiser stelt de Syrische nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedag] 1992. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling daarvan.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser handhaaft allereerst de stellingen zoals naar voren gebracht in de zienswijze. Verweerder heeft deze in het bestreden besluit niet voldoende daadkrachtig gemotiveerd bestreden, met name ten aanzien van het interstatelijke vertrouwensbeginsel en het risico dat eiser loopt op een behandeling in strijd met artikel 4 van het Handvest [2] en artikel 3 van het EVRM [3] . Eiser is onrechtmatig gedetineerd door de Spaanse politie in afwachting van een gedwongen afname van vingerafdrukken. Dit is in strijd met de Kwalificatierichtlijn. Vervolgens is eiser geen opvang geboden hetgeen in strijd met de Opvangrichtlijn. Onder verwijzing naar twee AIDA rapporten [4] bestaat er vrees voor pushbacks en is het de vraag of eiser als Dublinclaimant opvang en toegang tot de asielprocedure zal worden geboden in Spanje. Bij overdracht dient opvang te worden gewaarborgd. In Spanje is sprake van structurele tekortkomingen in de opvang en asielprocedure. De Europese Commissie is een inbreukprocedure gestart tegen Spanje waaruit volgt dat de problemen al jaren spelen. De AIDA rapporten waar eiser naar verwijst zijn niet betrokken in de uitspraak van de Afdeling [5] van 8 juli 2021. In de verklaringen van eiser, onder meer over zijn medische problematiek, had verweerder aanleiding moeten zien om de asielaanvraag op grond van artikel 17, eerste lid Dublinverordening aan zich te trekken. Er is geen sprake geweest van een zorgvuldig (medisch) onderzoek. Verweerder kan niet zonder meer uitgaan van het interstatelijke vertrouwensbeginsel ten aanzien van Spanje en kan gelet op het voorgaande niet eisen dat eiser bij voorkomende problemen bij de Spaanse autoriteiten dient te klagen. Ten slotte is artikel 9 van de Dublinverordening van toepassing nu eiser een broer in Nederland heeft.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Uit het in algemene zin herhalen en inlassen van wat eiser eerder naar voren heeft gebracht, kan de rechtbank niet afleiden waarom eiser van mening is dat het bestreden besluit onjuist is. Daarom ziet de rechtbank hierin geen aanleiding het bestreden besluit te vernietigen. De rechtbank gaat niet mee in het betoog van eiser dat verweerder onvoldoende gemotiveerd en zorgvuldig is ingegaan op wat hij naar voren heeft gebracht. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder voldoende ingegaan op de persoonlijke omstandigheden van eiser en de stukken die hij heeft overgelegd.
6. In Dublinzaken geldt het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit houdt in dat verweerder er als uitgangspunt op mag vertrouwen dat andere lidstaten zich houden aan hun verplichtingen uit het Unierecht en mensenrechtenverdragen. Van dit uitgangspunt wordt slechts afgeweken indien de vreemdeling aannemelijk maakt dat het asiel- en opvangsysteem dusdanige tekortkomingen vertoont dat zij bij overdracht aan Spanje een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest.
6.1
Naar het oordeel van de rechtbank is eiser hierin niet geslaagd. De rechtbank verwijst allereerst naar aantal recente uitspraken [6] waarin de hoogste bestuursrechter heeft geoordeeld dat er ten aanzien van Spanje nog altijd kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Daarbij is onder andere ingegaan op de onderwerpen (toegang tot) de asielprocedure, pushbacks, juridische bijstand, opvangomstandigheden en toegang tot een onafhankelijke rechter. De bronnen die eiser heeft aangehaald zijn in deze uitspraken al door de Afdeling beoordeeld. De rechtbank ziet in hetgeen eiser heeft aangevoerd dan ook geen reden om van het oordeel van de Afdeling af te wijken.
6.2
Uit de door eiser aangehaalde AIDA-rapporten van 2021 en 2022 volgt weliswaar dat er sprake is van problemen ten aanzien van de asielopvang en dat Dublinclaimanten ‘obstakels’ ervaren met toegang krijgen tot de asielprocedure en de opvang, maar deze informatie schetst naar het oordeel van de rechtbank geen wezenlijk ander beeld van de situatie voor Dublinclaimanten in Spanje dan uit de landeninformatie volgt die al bij de eerder genoemde uitspraken van de hoogste Nederlandse vreemdelingenrechter is betrokken.
6.2
Uit het persoonlijk relaas van eiser blijkt niet dat er sprake is van systematische tekortkomingen in het Spaanse asiel- en opvangsysteem. Het is aan eiser om met concrete aanwijzingen aannemelijk te maken dat er niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Eiser heeft zijn medische klachten niet met een medisch dossier onderbouwd. Daarnaast is niet gebleken dat eiser in Spanje geen toegang tot medische zorg kan krijgen of dat hij in Spanje niet passend kan worden behandeld. Er zijn ook geen aanwijzingen dat Nederland het meest geschikte land is om eiser te behandelen. Voor zover eiser stelt dat hij in Spanje geen opvang kreeg en gedetineerd werd, ligt het op de weg van eiser om zich bij de Spaanse autoriteiten dan wel de daartoe geëigende instanties te beklagen. Niet is gebleken dat dit voor eiser, vanwege zijn medische omstandigheden of anderszins, onmogelijk is.
6.3
Spanje heeft met het claimakkoord gegarandeerd om eisers verzoek om internationale bescherming in behandeling te nemen, met inachtneming van de verschillende Europese richtlijnen. Hier vallen de relevante wet- en regelgeving en beleidsregels, de Kwalificatierichtlijn en de Opvangrichtlijn ook onder.
7. Het verblijf van de broer van eiser in Nederland maakt niet dat verweerder op basis van artikel 9 Dublinverordening verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser. Artikel 9 van de Dublinverordening gaat over ‘gezinsleden’. Daaronder vallen volgens de Dublinverordening alleen ouder-kind relaties waarbij sprake is van minderjarige kinderen. [7] Dat is hier niet het geval. Al om die reden is de rechtbank met verweerder eens dat het beroep van eiseres op dit artikel niet kan slagen.
8. Verder heeft verweerder terecht geen aanleiding gezien om gebruik te maken van zijn discretionaire bevoegdheid op grond van artikel 17 van de Dublinverordening om de behandeling van eisers asielaanvraag aan zich te trekken.

Conclusie en gevolgen

9. De beroepsgronden slagen niet. De rechtbank twijfelt hier niet over. Daarom is het beroep kennelijk ongegrond.
10. Nu er uitspraak is gedaan in het beroep en er niet langer sprake is van connexiteit [8] , wordt het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard.
11. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van J. Dommerholt, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak op het beroep, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 8:54, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Aida rapport: “Country Report: Spain 2021 Update” en Aida rapport 29 april 2022, update 2021.
5.De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 27 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:364, van 29 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1268, van 8 juni 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2231 en 27 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2880.
7.Artikel 2, onder g, van de Dublinverordening.
8.Op grond van artikel 8:81 en 8:83, derde lid, van de Awb.