ECLI:NL:RBDHA:2024:18740

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 september 2024
Publicatiedatum
14 november 2024
Zaaknummer
NL24.26087
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkverklaring van een asielaanvraag van een Egyptische eiser

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Egyptische nationaliteit, tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 1 mei 2023 een herhaalde asielaanvraag ingediend, die door de minister van Asiel en Migratie op 20 juni 2024 niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft op 6 augustus 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die de kans op internationale bescherming aanzienlijk vergroten. Eiser heeft eerder asiel aangevraagd en zijn verblijfsvergunning is in 2018 ingetrokken vanwege onjuiste gegevens. De rechtbank oordeelt dat de overgelegde documenten niet voldoende zijn om de niet-ontvankelijkverklaring te weerleggen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van de minister.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.26087

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. D.W.M. van Erp),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. drs. F. Gieskes).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn asielaanvraag. Eiser is van Egyptische nationaliteit en geboren op [datum 1] 1965. Hij heeft op 1 mei 2023 een herhaalde asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 20 juni 2024 deze aanvraag niet-ontvankelijk verklaard.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 6 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, mr. C.T.W. van Dijk als waarnemer van de gemachtigde van eiser en H. Aziz als tolk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en de niet-ontvankelijkverklaring van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit aan de hand van de beroepsgronden, hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat vooraf ging
3. Eiser is op 16 augustus 2000 Nederland ingereisd en heeft asiel aangevraagd. Hij heeft met ingang van 25 november 2002 een verblijfsvergunning asiel gekregen. Hij heeft op 28 april 2009 een verzoek ingediend om naturalisatie tot Nederlander. Bij Koninklijk Besluit van 5 augustus 2009 is het Nederlanderschap verleend aan [naam] , geboren op [datum 2] 1964 te [plaats 1] (Irak). Dit zijn de personalia die eiser tijdens zijn asielprocedure heeft opgegeven. Later heeft verweerder verschillende documenten ontvangen van de broer van eiser waaruit blijkt dat eiser [eiser] is, geboren op [datum 1] 1965 te [plaats 2] , Gharbiya, Egypte. Bij besluit van 28 november 2018 is het Nederlanderschap van eiser daarom ingetrokken.
3.1.
Verweerder heeft op 27 november 2020 meegedeeld voornemens te zijn eisers asielvergunning met terugwerkende kracht in te trekken omdat eiser onjuiste gegevens heeft verstrekt bij zijn aanvraag. Eiser heeft hierop zijn zienswijze ingediend. Hierbij heeft eiser aangegeven bij terugkeer naar Egypte te vrezen voor zijn leven omdat zijn broer hem wil doden. Vervolgens is eiser gehoord. Bij het besluit van 13 april 2021 zijn zowel de asielvergunning voor bepaalde tijd als de asielvergunning voor onbepaalde tijd met terugwerkende kracht ingetrokken. Dit besluit is in rechte vast komen te staan.
3.2.
Eiser is op 2 november 2022 staande gehouden op Texel. Daarbij is gebleken dat hij illegaal in Nederland verbleef. Hij heeft vervolgens een opvolgende asielaanvraag ingediend. Daarbij heeft hij zijn geboortecertificaat, zijn Egyptische identiteitsdocument en een vordering van de Nederlandse politie overgelegd. Eiser heeft gesteld dat met deze nieuwe informatie zijn identiteit en nationaliteit zijn aangetoond en dat dit de kans op een asielvergunning aanmerkelijk vergroot. Er is volgens hem sprake van een novum aangezien zijn Egyptische nationaliteit bij de eerste asielaanvraag nog niet bekend was. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard vanwege het ontbreken van nieuwe feiten en omstandigheden.
3.3.
Bij uitspraak van 10 januari 2023 [1] heeft deze rechtbank en zittingsplaats het door eiser ingestelde beroep ongegrond verklaard. De rechtbank volgt verweerder in het standpunt dat de documenten de kans niet aanzienlijk groter maken dat eiser in aanmerking komt voor erkenning als persoon die internationale bescherming geniet. Verweerder heeft de aanvraag daarom niet-ontvankelijk kunnen verklaren.
3.4.
In de uitspraak van 16 mei 2023 [2] heeft deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, een beroep van eiser tegen het aanvullende terugkeerbesluit van 6 april 2023, niet-ontvankelijk verklaard.
Het bestreden besluit
4. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard vanwege het ontbreken van nieuwe elementen of bevindingen. Eiser heeft weliswaar een aantal nieuwe documenten overlegd, maar daarvan kan niet worden vastgesteld of ze inhoudelijk juist zijn. De documenten vergroten niet aanzienlijk de kans op internationale bescherming.
Beroepsgronden
5. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en stelt dat het documentonderzoek niet inzichtelijk en concludent is en dat wel sprake is van nieuwe elementen en bevindingen.
De verklaring van onderzoek van Bureau Documenten van 22 mei 2023
6. Eiser voert aan dat zijn vragen over de door Bureau Documenten aangetroffen onregelmatigheden en of er sprake was van referentiemateriaal of vergelijkingsmateriaal, door verweerder niet zijn beantwoord. Dat is niet zorgvuldig. Verweerder heeft ook niet aan zijn vergewisplicht voldaan. Zo is van het nader onderzoek door TOELT [3] geen rapport in het dossier aanwezig. Ter onderbouwing verwijst eiser onder meer naar de Vakbijlage Bureau Documenten en diverse uitspraken. [4]
6.1.
De rechtbank overweegt dat de bevindingen van Bureau Documenten over de ingebrachte verklaring van de advocaat, het vonnis en de processen-verbaal weliswaar kort maar duidelijk zijn en de conclusies daarop aansluiten. Eiser heeft niet onderbouwd waarom hij de conclusies van Bureau Documenten niet deelt en waarom de verklaring naar de wijze van totstandkoming onzorgvuldig en naar inhoud niet inzichtelijk en concludent zou zijn. Eiser heeft onder verwijzing naar genoemde uitspraken alleen gevraagd om een nadere uitleg met betrekking tot aangetroffen onregelmatigheden. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen deze vragen niet gezien worden als een gemotiveerde betwisting van de verklaring van onderzoek. De rechtbank overweegt verder dat verweerder gelet op de zwaarwegende belangen die uit het oogpunt van het onderzoeksbelang geheimhouding rechtvaardigen, in dit geval geen vertrouwelijke informatie over hoe het Bureau Documenten tot zijn conclusies is gekomen, hoefde op te vragen en te delen met eiser. [5] De door eiser gestelde vragen, die dus geen gemotiveerde betwisting van de verklaring van Bureau Documenten zijn, rechtvaardigen dat niet. Verweerder hoefde ook geen nadere invulling te geven aan de vergewisplicht. [6]
Voor zover verweerder heeft gesteld dat TOELT nog is ingeschakeld om na te gaan of de verklaring van onderzoek naar de wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is, constateert de rechtbank dat een dergelijke vergewisbrief in het digitale dossier ontbreekt. Omdat verweerder in dit geval zoals gezegd geen nadere invulling hoefde te geven aan zijn vergewisplicht, ziet de rechtbank geen reden daaraan gevolgen te verbinden.
De doktersverklaring, de toestemming binnentreden en de processen-verbaal bedreiging
7. Uit het arrest L.H. [7] volgt dat de beoordeling of sprake is van een nieuw element of bevinding plaatsvindt in twee stappen. Als eerste dient verweerder na te gaan of het element of bevinding niet bij de beoordeling van de eerdere aanvraag is betrokken (stap 1) en vervolgens dient verweerder na te gaan of het element de kans aanzienlijk groter maakt dat de vreemdeling in aanmerking komt voor internationale bescherming (stap 2).
8. Eiser voert aan dat de overgelegde doktersverklaring een nieuw document is dat bijdraagt aan de geloofwaardigheid van het probleem met zijn broer. Uit dat probleem is de bedreiging ontstaan, die ertoe heeft geleid dat eiser niet meer kan terugkeren. Met betrekking tot de toestemmingsverklaring tot binnentreden van het appartement is hiermee volgens eiser niet komen vast te staan dat de politie of andere Egyptische autoriteiten hem ook kunnen helpen en beschermen tegen de bedreiging door zijn broer. Met betrekking tot de processen-verbaal van de bedreiging miskent verweerder volgens eiser dat hij thans heeft verklaard dat hij in 2018 nog is bedreigd, niet voor het laatst in 2016.
8.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich ten aanzien van de doktersverklaring van eisers vrouw van 23 maart 2016, naar aanleiding van mishandeling door de broer, [8] terecht op het standpunt gesteld dat de gevolgen van de familieruzie reeds eerder in de besluitvorming zijn beoordeeld in het kader van de toetsing of sprake is van een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer naar Egypte. Die beoordeling is gevolgd door deze rechtbank [9] en de Afdeling. [10] Ten aanzien van de toestemmingsverklaring tot binnentreden van het appartement van 6 januari 2018 overweegt de rechtbank dat verweerder dit document ook al beoordeeld heeft bij de besluitvorming in het kader van de intrekkingsprocedure en de hiervoor genoemde uitspraken. Datzelfde geldt voor de processen-verbaal van de bedreiging die plaatsgevonden zou hebben in oktober 2018.
Gelet op het arrest L.H. kunnen de hiervoor genoemde documenten niet leiden tot een aanzienlijk grotere kans dat eiser in aanmerking komt voor internationale bescherming.
Het vonnis van de rechtbank en de processen-verbaal
9. Eiser voert aan dat de conclusies in de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten over het vonnis van de rechtbank met zittingsdatum 12 september 2019, het proces-verbaal van 7 maart 2019 en het proces-verbaal van 11 april 2019 niet inzichtelijk zijn. Verweerder heeft niet aan zijn vergewisplicht voldaan. [11] Eiser verwijst ook naar de uitspraak van deze rechtbank van 17 februari 2022 [12] om aan te geven dat verschillende rechtbanken in Egypte verschillende kenmerken hebben die zichtbaar zijn op de vonnissen. Ook heeft verweerder de verklaring van onderzoek niet juist gelezen omdat is gesteld dat de documenten hoogstwaarschijnlijk niet bevoegd zijn opgemaakt en afgegeven. Dat onderscheid is relevant nu hier een mindere mate van zekerheid in zit. Voorts heeft eiser inzichtelijk gemaakt waarom de documenten niet eerder zijn aangeleverd.
9.1.
Gelet op wat onder 6.1. is overwogen, kon verweerder naar het oordeel van de rechtbank uitgaan van de conclusies van het Bureau Documenten dat de documenten met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet bevoegd zijn opgemaakt en afgegeven. En zoals gezegd hoefde verweerder geen nadere invulling te geven aan zijn vergewisplicht nu eiser de conclusies van Bureau Documenten niet gemotiveerd heeft betwist. Omdat verweerder kon aannemen dat het vonnis met aan zekerheid grenzende
waarschijnlijkheid niet bevoegd is opgemaakt en afgegeven en de processen-verbaal hoogstwaarschijnlijk niet bevoegd zijn opgemaakt en afgegeven, heeft verweerder daaraan niet meer gewicht hoeven geven. De rechtbank volgt ook verweerders standpunt dat van eiser verwacht had mogen worden dat hij de documenten eerder had overgelegd. Verder heeft eiser niet duidelijk gemaakt wat de relevantie is voor deze zaak van de aangehaalde uitspraak. Verweerder heeft kunnen concluderen dat ook deze documenten niet leiden tot een aanzienlijk grotere kans dat eiser in aanmerking komt voor internationale bescherming.
De verklaring van de advocaat
10. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte slechts beperkte waarde hecht aan de verklaring van de Egyptische advocaat. Documenten mogen niet automatisch terzijde worden geschoven enkel omdat de authenticiteit niet vaststaat, omdat het kopieën betreft, of omdat deze niet afkomstig zijn uit een objectief verifieerbare bron. Eiser wijst op de samenwerkingsverplichting, die ook geldt bij herhaalde asielaanvragen. Verweerder dient overgelegde documenten in samenwerking met de vreemdeling te beoordelen en had ook zelf nadere informatie bij de advocaat kunnen inwinnen.
10.1.
De rechtbank volgt verweerders standpunt dat er slechts beperkte waarde aan de verklaring van eisers advocaat kan worden gehecht. De advocaat heeft zich gebaseerd op de verklaringen van eisers vrouw. Dat is geen objectief verifieerbare bron. Daarnaast heeft de advocaat zich gebaseerd op documenten die volgens Bureau Documenten met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet bevoegd zijn opgemaakt en afgegeven. Voor zover eiser dat betwist en stelt dat de advocaat zich ook op andere documenten of informatie heeft kunnen baseren is, is het aan hem om aannemelijk te maken dat dit is gebeurd. Dat heeft hij niet gedaan. De stelling dat het op de weg van verweerder zou liggen nadere informatie bij de advocaat in te winnen over diens bronnen, volgt de rechtbank niet. Dit document vergroot derhalve de kans niet aanzienlijk dat eiser in aanmerking komt voor internationale bescherming.
Het proces-verbaal van de politie
11. Eiser voert aan dat uit het proces-verbaal van 11 maart 2023 blijkt dat men nog steeds naar hem op zoek is en dat er in het dorp geen spoor van hem is aangetroffen. Eiser meent dan ook met dit document te hebben aangetoond dat zijn vrees voor terugkeer naar Egypte gerechtvaardigd is. Het document is door verweerder ook voorgelegd aan Bureau Documenten, maar Bureau Documenten heeft geconcludeerd dat geen onderzoek heeft kunnen plaatsvinden omdat referentiemateriaal ontbreekt. Om die reden is er volgens verweerder ook geen rapport van Bureau Documenten beschikbaar. Dit is voor eiser niet verifieerbaar. Eiser bestrijdt daarnaast dat het niet mogelijk was onderzoek te verrichten naar het overgelegde document.
11.1.
De rechtbank overweegt dat verweerder zich in het bestreden besluit op het standpunt heeft gesteld dat de echtheid van het proces-verbaal van 11 maart 2023 niet kan worden vastgesteld door Bureau Documenten. Hierdoor kan er niet de gewenste waarde aan dit document worden gehecht die eiser wellicht verwacht, aldus verweerder. De rechtbank volgt verweerders standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij problemen heeft met zijn broer, die aangifte heeft gedaan en dat eiser in dit verband tot levenslang zou zijn veroordeeld. Om die reden heeft verweerder niet hoeven volgen dat eiser naar aanleiding van niet-aannemelijke problemen nu nog steeds wordt gezocht door de politie. Zo blijkt uit de vertaling van het proces-verbaal van de politie van 11 maart 2023 enkel dat men naar eiser op zoek zijn omdat hij als gedaagde niet is verschenen voor een oproep voor de rechtbank en niet vanwege een levenslange veroordeling.
Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank het proces-verbaal van politie kunnen bezien in samenhang met eisers tegenstrijdige verklaringen en het pas laat in de procedure overleggen van de hiervoor besproken documenten die met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet bevoegd zijn opgemaakt en afgegeven dan wel niet afkomstig zijn van een objectieve bron. De rechtbank volgt verweerders standpunt dat gezien in deze samenhang het proces-verbaal van politie niet de kans aanzienlijk vergroot dat eiser in aanmerking komt voor internationale bescherming.
12. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich dan ook op het standpunt kunnen stellen dat er geen sprake is van nieuwe elementen of bevindingen die de kans aanzienlijk groter maken dat eiser in aanmerking komt voor internationale bescherming. Ook is niet gebleken van bijzondere feiten of omstandigheden op grond waarvan verweerder eisers aanvraag alsnog inhoudelijk had moeten beoordelen. De beroepsgronden slagen niet.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Verweerder heeft de aanvraag niet-ontvankelijk kunnen verklaren op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Kraefft, rechter, in aanwezigheid van A.J. Vervoordeldonk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.NL23.13550
3.Team Onderzoek en Expertise Land en Taal
4.Zittingsplaats Rotterdam van 7 mei 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:6862 en van 21 juni 21023, ECLI:NL:RBROT:2023:5237 en zittingsplaats Haarlem, van 10 augustus 2023, ECLI:NL:RBNHO:2023:9137
5.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:636
6.Zie ook de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, van 23 november 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:18360
7.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 juni 2020 (ECLI:EU:C:2021:478) L.H. tegen Nederland
8.Gehoor opvolgden aanvraag 17 mei 2023, pagina 5 en 8
10.202200442121V1, www.raadvanstate.nl