ECLI:NL:RBDHA:2022:1889

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 februari 2022
Publicatiedatum
9 maart 2022
Zaaknummer
NL21.14355
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Egyptische nationaliteit op grond van artikel 31 Vreemdelingenwet 2000

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 februari 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Egyptische nationaliteit, heeft op 23 september 2020 asiel aangevraagd in Nederland. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 6 september 2021 afgewezen, waarbij verweerder zich baseerde op artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij betoogde dat de afwijzing onterecht was en dat zijn asielrelaas geloofwaardig was. De rechtbank heeft de zaak op 8 februari 2022 behandeld, waarbij eiser aanwezig was met zijn gemachtigde, terwijl de verweerder niet verscheen.

Eiser heeft gesteld dat hij in Egypte is gearresteerd en gemarteld door de veiligheidsdienst na deelname aan demonstraties. Hij heeft een Egyptisch vonnis overgelegd ter onderbouwing van zijn verhaal, maar verweerder heeft de geloofwaardigheid van dit vonnis betwist op basis van een rapport van Bureau Documenten. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij het rapport van Bureau Documenten aan zijn besluit ten grondslag heeft gelegd. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit niet in stand kon blijven en heeft het beroep gegrond verklaard. Verweerder is opgedragen om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij ook de door eiser overgelegde correspondentie van DHL moet worden betrokken. Eiser heeft recht op een proceskostenvergoeding van € 1.518,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.14355

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

[V-Nummer]
(gemachtigde: mr. E. El-Sharkawi),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. G. Bouius).

Procesverloop

Met het besluit van 6 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om een verblijfsvergunning asiel afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 8 februari 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

1.1.
Eiser is van Egyptische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1983. Eiser is op 23 september 2020 Nederland ingereisd en heeft om asiel gevraagd.
1.2.
Eiser heeft het volgende relaas aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd. Na de demonstraties van [datum] 2019 is hij aangehouden door de veiligheidsdienst. Hij wilde een kind helpen dat werd mishandeld door een man, maar dit bleek een officier van de veiligheidsdienst te zijn. Toen is hij aangehouden. Eiser is vervolgens gemarteld en tot een bekentenis gedwongen, wat heeft geleid tot een veroordeling tot 15 jaar gevangenisstraf. Hij heeft 45 dagen vastgezeten en is vrijgekomen na betaling van een borgsom, afgifte van zijn adres en een verklaring dat hij aanwezig zou zijn bij het proces. Nadat hij vrij kwam, is eiser ondergedoken. Met behulp van een bevriende officier van de veiligheidsdienst heeft hij Egypte legaal verlaten.
Besluitvorming door verweerder
2.
2.1.
Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- zijn identiteit, nationaliteit en herkomst;
- de arrestatie en veroordeling in Egypte.
2.2.
Verweerder heeft het eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht en de arrestatie en veroordeling in Egypte niet. Eiser heeft bij de aanvraag een Egyptisch vonnis overgelegd. Dit is op 23 juli 2021 onderzocht door Bureau Documenten. Volgens Bureau Documenten zijn er onregelmatigheden aangetroffen met betrekking tot de opmaak en de afgifte, waardoor het hoogst waarschijnlijk niet bevoegd is opgemaakt en afgegeven. In het nader gehoor heeft eiser verder niet weten te benoemen dat welke zaken ten laste zijn gelegd. Ook komt eisers naam niet voor op de lijst van Amnesty International met meer dan 3.000 namen van na de demonstratie aangehouden personen. Eiser heeft bij de zienswijze een kopie overgelegd van een ontslagbrief van het ziekenhuis gericht aan het OM in Egypte en een kopie van een proces-verbaal van een zitting waarbij zijn voorlopige hechtenis is verlengd. Volgens verweerder kunnen deze documenten niet op echtheid worden onderzocht omdat het kopieën zijn. Daarnaast komt de inhoud van de ontslagbrief van het ziekenhuis niet overeen met wat eiser in het nader gehoor heeft verklaard over hoe en waar hij medisch is onderzocht. Ten slotte vindt verweerder eisers verklaring over zijn legale vertrek uit Egypte terwijl hij tot vijftien jaar celstraf was veroordeeld niet onderbouwd en strookt deze verklaring niet met wat bekend is uit gezaghebbende bronnen over het Egypte kunnen verlaten.
2.3.
Verweerder ziet daarom voor eiser in Egypte geen gegronde reden om te vrezen voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Ook heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade. Daarom heeft verweerder de asielaanvraag afgewezen als ongegrond.
Beroepsgronden van eiser
3. Eiser betwist in beroep de juistheid en de betrouwbaarheid van het onderzoek van Bureau Documenten. Het overgelegde vonnis is een origineel en bevat de namen van de rechters en de officier van Justitie, het zaaknummer, jaar en datum van de zitting, is getekend door de rechter en de griffier en bevat het officiële
Eaglestempel wat alleen door de Egyptische overheid wordt gebruikt. Eiser heeft veel inspanningen verricht om extra onderbouwende stukken te overleggen, wat deels is gelukt, maar alleen in kopie. Verweerder hecht aan deze stukken ten onrechte geen waarde. Volgens eiser is het onder meer onjuist dat de inhoud van de ontslagbrief niet strookt met zijn verklaring. De informatie ten slotte over vertrek uit Egypte uit de gezaghebbende bronnen is volgens eiser onjuist.
Beoordeling door de rechtbank
4.1.
Het is vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat een door Bureau Documenten opgestelde verklaring een deskundigenadvies is. Verweerder moet zich indien hij een deskundigenadvies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, gelet op artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ervan vergewissen dat dit naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is. Er kunnen zich echter situaties voordoen waarin de vergewisplicht van verweerder met zich brengt dat hij moet nagaan hoe Bureau Documenten tot zijn conclusies is gekomen. In dat geval kan verweerder niet volstaan met verwijzen naar de conclusie neergelegd in de verklaring van onderzoek. [1]
4.2.
De rechtbank stelt vast dat het onderzoek van Bureau Documenten alleen de conclusie bevat. Verweerder heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat Bureau Documenten in de verklaring van onderzoek bewust niet in detail weergeeft wat de bevindingen zijn geweest, omdat details van de bevindingen en de door Bureau Documenten gehanteerde methoden en technieken van dien aard zijn dat het openbaar maken daarvan (toekomstige) onderzoeksprocessen schade kan toebrengen. Volgens verweerder is de verklaring van onderzoek voldoende duidelijk en inzichtelijk.
4.3.
Eiser en zijn gemachtigde hebben op de zitting toegelicht dat een vonnis van de ene rechtbank in Egypte er anders uit ziet dan van de andere rechtbank. In de grote steden is de administratie en het verwerken van vonnissen geheel gedigitaliseerd, terwijl er in de buitengebieden nog vaak handgeschreven documenten en vonnissen worden uitgedaan. Eiser is veroordeeld door een kleinere Egyptische rechtbank in een buitengebied, waardoor het heel wel mogelijk is dat Bureau Documenten verschillen ziet met andere Egyptische vonnissen. Verweerder was niet op de zitting aanwezig om een reactie te geven op deze gemotiveerde betwisting van het onderzoek van Bureau Documenten.
4.4.
Uit het voorgaande volgt dat verweerder in het bestreden besluit niet heeft gemotiveerd hoe hij zich heeft vergewist dat het rapport van Bureau Documenten aan het besluit ten grondslag gelegd kan worden. Evenmin heeft verweerder gemotiveerd of inmiddels aan de conclusie van het rapport getwijfeld moet worden, gelet op de gemotiveerde betwisting van eiser op dit onderdeel. Verweerder heeft namelijk alleen in algemene bewoordingen toegelicht waarom de bevindingen van Bureau Documenten niet in detail worden gegeven en verwijst verder naar de conclusie van het rapport. Het staat voor de rechtbank dan ook niet vast dat het vonnis onbevoegd is opgemaakt.
4.5.
Daar komt bij dat eiser pogingen heeft ondernomen om het strafdossier naar Nederland te halen. Dat blijkt uit e-mail correspondentie met DHL die eiser heeft getoond op de zitting. In het dossier zit de geopende envelop van DHL (digitaal dossierstuk 62). Bij de op de zitting getoonde emails zit een antwoord van DHL waarin deze blijkbaar bevestigt dat het strafdossier in de envelop moet hebben gezeten. Omdat verweerder niet op de zitting is verschenen heeft hij niet kunnen reageren op de pogingen van eiser om verdere onderbouwing van zijn standpunten te verkrijgen.
4.6.
Gelet op het voorgaande kan het bestreden besluit niet in stand blijven. Het beroep is gegrond en verweerder moet een nieuw besluit op de aanvraag nemen. Verweerder moet daarbij ook de correspondentie van DHL betrekken nadat eiser deze aan verweerder heeft overgelegd. De overige punten behoeven gelet hierop geen bespreking.
Conclusie en slotoverwegingen
5.
5.1.
Dat betekent dat het beroep gegrond is, zodat de rechtbank het bestreden besluit vernietigt. Verweerder moet daarom een nieuw besluit nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van acht weken.
5.2.
Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht toegekend op € 1.518,-, te weten 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 759,-, bij een wegingsfactor 1.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Otten, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Kalse-Spoon, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.De uitspraak van 28 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:636.