Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 oktober 2024 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
[vergunninghoudster]uit [woonplaats] , vergunninghoudster.
Inleiding
Waar gaat de zaak over?
Beoordeling door de rechtbank
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de naar de openbare weg gekeerde gevel(s) van hoofdgebouwen voor zover op dat deel van de openbare weg voorgevels zijn gericht.” Deze definitie is vanwege de bijzondere situatie niet direct toepasbaar, nu het onderhavige gebouw is ingeklemd tussen andere gebouwen en niet direct grenst aan een openbare weg. Het gebouw grenst met één gevel wel direct en evenwijdig aan de openbare waterweg de Zuidgaag en is ook gericht op deze waterweg en op de aan de overzijde van deze waterweg parallel daaraan lopende openbare weg de ’s Herenstraat. Aan deze gevel bevindt zich een later aangebrachte uitbouw die leidt tot de enige toegangsdeur van de woning. Uit de aanwijzing van de woning als monument blijkt dat in deze gevel de oorspronkelijke voordeur was geprojecteerd. In die aanwijzing wordt deze gevel ook als voorgevel aangemerkt. Naar het oordeel van de rechtbank hebben zowel vergunninghoudster als verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat de gevel grenzend aan de waterkant de voorgevel is en dat de dakkapel derhalve op het achterdakvlak is geplaatst. Dat bij andere woningen de dakkappellen gericht zijn naar de waterkant en dat de woning enkel bereikt kan worden via de [adres 2] maakt dit naar het oordeel van de rechtbank niet anders. De rechtbank voelt zich gesterkt in dit oordeel, aangezien het een opmerkelijk klein woonhuis binnen een zeldzaam bescheiden wooncultuur betreft, waardoor de feitelijke situatie per woning kan verschillen. Dit betekent dat verweerder bij de beoordeling van de aanvraag het juiste achterdakvlak heeft beoordeeld.