Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 oktober 2024 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. A.G.P. de Boon, beroep heeft ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 28 december 2022. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser heeft op 13 mei 2024 beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelt dat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken.
De rechtbank verwijst naar de Dublinverordening en de verantwoordelijkheden van Nederland in het kader van asielaanvragen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft eerder geoordeeld dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, omdat de overdracht aan Italië niet mogelijk was. De beslistermijn voor de asielaanvraag van eiser begon op 26 april 2023 en eindigde op 26 juli 2024, na verlenging door de WBV 2022/22. De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling van 22 april 2024 te vroeg was, omdat de beslistermijn nog niet was verstreken.
Daarom verklaart de rechtbank het beroep van eiser tegen het uitblijven van een besluit op zijn aanvraag kennelijk niet-ontvankelijk. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing binnen zes weken na verzending.