ECLI:NL:RBDHA:2024:17299
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing naturalisatieverzoek wegens twijfels over identiteit en documentseisen
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn naturalisatieaanvraag door de staatssecretaris van Rechtsbescherming. De aanvraag werd afgewezen op 21 februari 2022, en het bezwaar daartegen werd bij besluit van 15 november 2023 eveneens afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 10 september 2024 behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.
Eiser, geboren in Pakistan en sinds 1993 in Nederland met een verblijfsvergunning, diende op 18 mei 2021 een verzoek tot naturalisatie in. De afwijzing was gebaseerd op het ontbreken van een gelegaliseerde geboorteakte en twijfels over zijn identiteit, die niet voortkwamen uit verklaringen van zijn ouders. De rechtbank oordeelt dat verweerder geen gelegaliseerde geboorteakte van eiser mocht verlangen, omdat de twijfels over zijn identiteit voortkomen uit tegenstrijdigheden in de gegevens, niet uit de verklaringen van zijn ouders. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van het naturalisatieverzoek op goede gronden is gedaan, en dat er geen strijd is met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
De rechtbank wijst erop dat de verlening van het Nederlanderschap een zaak van groot gewicht is, en dat het aan de verzoeker is om zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen. De rechtbank concludeert dat de documentseis niet onevenredig is en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om van deze eis af te wijken. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en het bestreden besluit blijft in stand. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.