De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het klaagschrift ongegrond moet worden verklaard en dat het gevorderde deel van het medisch dossier aan het Openbaar Ministerie zou moeten worden vrijgegeven. De officier van justitie heeft daartoe - kort samengevat – aangevoerd dat sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden die maken dat in dit geval doorbreking van het verschoningsrecht gerechtvaardigd is, te weten:
1) er is mogelijk sprake van een zeer ernstig strafbaar feit, namelijk een levensdelict (moord, doodslag of dood door schuld);
2) het onderzoek is met name in het belang van de overledene zelf, waardoor veronderstelde toestemming van de patiënt kan worden aangenomen, en daarnaast in het belang van de nabestaanden en de samenleving;
3) in de beoordeling kan worden betrokken dat de zoon van de patiënt toestemming heeft gegeven voor het opvragen van het medisch dossier;
4) voor strafrechtelijk onderzoek naar de toedracht is het essentieel om te weten wie in het ziekenhuis betrokken zijn geweest bij de medische behandeling en verzorging van de patiënt en om meer informatie te krijgen over zijn (medische) toestand;
5) het opvragen van de medische informatie is proportioneel, omdat er reeds vanuit het schouwverslag en het sectierapport medische informatie over de patiënt bekend is bij het Openbaar Ministerie en slechts informatie wordt opgevraagd over een korte periode van vierentwintig uur;
6) uitgaande van het scenario dat iemand opzettelijk de verkeerde aansluiting heeft gemaakt, is mogelijk sprake van (toekomstig) dreigend gevaar voor herhaling.