ECLI:NL:HR:2012:BT7126
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- J. de Hullu
- W.F. Groos
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid tot uitlevering van gegevens in het kader van strafrechtelijke onderzoeken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 januari 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de Rechtbank te Maastricht. De zaak betreft vorderingen van de Officier van Justitie tot uitlevering van voorwerpen op basis van artikel 105 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De Rechtbank had deze vorderingen afgewezen op de grond dat zij betrekking hadden op 'gevoelige gegevens' zoals bedoeld in artikel 126nd Sv. De Hoge Raad oordeelt dat de wettelijke bepalingen voor inbeslagneming en uitlevering, waaronder artikel 105 Sv, niet de bevoegdheid geven om van de houder van de gegevens te eisen dat hij deze verzamelt of aanlevert. Artikel 126nd Sv biedt deze bevoegdheid wel, mits de vordering zo nauwkeurig mogelijk de gevorderde gegevens aanduidt. De Hoge Raad concludeert dat artikel 105 en artikel 126nd Sv verschillende bevoegdheden toekennen en dat er geen dwingende onderlinge verhouding bestaat tussen beide regelingen. Het oordeel van de Rechtbank dat de vorderingen op basis van artikel 105 Sv moeten worden afgewezen enkel omdat zij betrekking hebben op gevoelige gegevens, is onjuist. De Hoge Raad vernietigt de bestreden beschikking en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor herbehandeling.