2.2. De bestreden beschikking houdt - voor zover voor de beoordeling van de middelen van belang - het volgende in:
"5.3. Het beroep op het verschoningsrecht
5.3.1. Aan het verschoningsrecht ligt ten grondslag het maatschappelijk belang dat de waarheid in rechte aan het licht komt, moet wijken voor het maatschappelijk belang dat een ieder zich vrijelijk en zonder vrees voor openbaarmaking van het toevertrouwde om bijstand en advies tot de verschoningsgerechtigde moet kunnen wenden. Het verschoningsrecht van onder meer de arts is echter in zoverre niet absoluut, dat zich zeer uitzonderlijke omstandigheden laten denken waarin het belang dat de waarheid aan het licht komt - ook ten aanzien van datgene waarvan de wetenschap hem als zodanig is toevertrouwd - moet prevaleren boven het verschoningsrecht. De beantwoording van de vraag welke omstandigheden als zeer uitzonderlijk moeten worden aangemerkt is niet in een algemene regel samen te vatten. Daarbij geldt voorts dat indien moet worden geoordeeld dat het belang van de waarheidsvinding dient te prevaleren, die inbreuk op het verschoningsrecht niet verder mag gaan dan strikt nodig is voor het aan het licht brengen van de waarheid van het desbetreffende feit.
5.3.2. Met klaagster en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de aard van betreffende gegevens, en de wijze waarop deze door klaagster zijn verkregen, met zich brengt dat deze geacht moeten worden binnen het domein van het (afgeleide) verschoningsrecht van klaagster te liggen. Het standpunt van klaagster dat haar in dezen een verschoningsrecht toekomt, dient in principe te worden geëerbiedigd. Klaagster en de officier van justitie verschillen echter van mening over de vraag of in casu sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden waarin het belang van de waarheidsvinding zou moeten prevaleren boven dit verschoningsrecht.
5.3.3. Bij de beantwoording van de vraag of in het onderhavige geval sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de jurisprudentie van de Hoge Raad, uit welke rechtspraak volgt dat daarbij onder meer de navolgende factoren in de beoordeling dienen te worden betrokken.
a. Aard, omvang en context van de gevraagde gegevens 5.3.4. In casu gaat het om (deels) medische gegevens, die bij uitstek privacygevoelig zijn. Het gaat daarbij echter ook waarschijnlijk om gegevens, welke in relatie staan tot een geweldsmisdrijf jegens een jong kind. De rechtbank overweegt in dit verband dat er binnen de medische beroepsgroep thans een grote mate van overeenstemming lijkt te bestaan dat in dergelijke gevallen het belang van het kind kan vergen dat het verschoningsrecht wordt doorbroken. Zulks blijkt onder meer ook uit de ter zake opgestelde afspraken inzake het melden door artsen van bevindingen bij de Advies- en Meldpunten Kindermishandeling en de eventueel daarop volgende verstrekking van gegevens aan justitie. Voorts wordt overwogen dat na de hiervoor weergeven afspraken tussen en klaagster en de NFI-arts, het (beroep op het) verschoningsrecht thans nog een relatief beperkt aantal gegevens betreft, namelijk die welke betrekking hebben op (de inhoud van) telefoongesprekken op 26 en 27 maart 2011.
b. Het belang van de betreffende strafzaak
5.3.5. In deze zaak is sprake is van verdenking van zeer ernstige (levens)delicten gepleegd met betrekking tot een driejarig kind. Deze strafzaak heeft voorts voor maatschappelijke beroering gezorgd. Ingevolge vaste jurisprudentie is echter deze omstandigheid op zichzelf nog niet zonder meer beslissend voor de vraag of het verschoningsrecht moet worden doorbroken.
c. de vraag of belanghebbenden toestemming voor verstrekking hebben gegeven
5.3.6. De moeder van [slachtoffer], die na zijn overlijden als belanghebbende is aangemerkt heeft schriftelijk toestemming gegeven aan klaagster om inzage in de medische gegevens van haar zoontje. Zij heeft deze algemene toestemming bij monde van haar raadsvrouwe ter zitting ingetrokken, maar daarbij is expliciet aangegeven dat de moeder wel toestemming geeft voor inzage door de officier van justitie in de gegevens die blijken uit de telefoongesprekken met de huisartsenpost op 26 en 27 maart 2011.
d. De vraag in hoeverre de gegevens de verschoningsgerechtigde zelf betreffen
5.3.7. In het onderhavige geval gaat het niet om in een inbeslagname in het kader van een tegen klaagster (de verschoningsgerechtigden) bestaande verdenking, maar om een inbeslagname in het kader van een tegen de moeder van [slachtoffer] en haar partner gevoerde strafzaak.
e. De vraag in hoeverre de betreffende gegevens op andere wijze zouden kunnen worden verkregen
5.3.8. Gezien de stand van het strafrechtelijke onderzoek, en de daarover ook tijdens de behandeling gedane uitlatingen van de officier van justitie omtrent de ontkennende proceshouding van beide verdachten, acht de rechtbank aannemelijk dat de betreffende gegevens, welke waarschijnlijk uitlatingen behelzen van een of beide verdachten over hetgeen met [slachtoffer] kort voor of ten tijde van zijn overlijden in medisch opzicht aan de hand zou zijn geweest, en mogelijkerwijs ook over de oorza(a)k(en) daarvan, niet op andere wijze dan door verstrekking door klaagster door de officier van justitie kunnen worden verkregen. Hierbij neemt de rechtbank uitdrukkelijk in overweging dat door de raadsvrouwe van klaagster tijdens de zitting desgevraagd is bevestigd dat de medewerk(st)ers van klaagster met wie de telefoongesprekken op 26 en 27 maart 2011 zijn gevoerd, zich tijdens een eventueel getuigenverhoor - eveneens - op hun verschoningsrecht zullen beroepen.
f. Het belang van de betreffende gegevens
5.3.9. Mede in aanmerking genomen het hiervoor onder 5.3.8. gestelde is de rechtbank van oordeel dat voorshands aannemelijk is dat de betreffende gegevens een belangrijke rol zouden kunnen spelen bij het verkrijgen van duidelijkheid ter zake de gebeurtenissen, die hebben geleid tot het overlijden van [slachtoffer] en de mogelijke rol van de verdachten hierbij.
5.3.10. Al het voorgaande afwegende is de rechtbank van oordeel dat in het bijzonder de cumulatie van de bijzondere aard en ernst van de verdenking (waaronder nadrukkelijk begrepen het gegeven dat het hier mogelijk een slachtoffer van kindermishandeling met dodelijke afloop betreft), het veronderstelde - grote - belang van de betreffende gegevens voor het betreffende onderzoek en het naar mag worden aangenomen niet op een andere wijze door de officier van justitie kunnen verkrijgen van de betreffende gegevens, maakt dat in dit geval gesproken dient te worden van zeer uitzonderlijke omstandigheden die meebrengen dat het belang dat de waarheid aan het licht komt, moet prevaleren boven het verschoningsrecht van klaagster."