Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen
[eiser 1] , eiser 1, v-nummer: [V-nummer 1]
[minderjarige 1]en
[minderjarige 2]
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 16 oktober 2024 uitspraak gedaan in vijf afzonderlijke asielzaken van Kazachse eisers. De eisers, die op 3 maart 2024 asiel hebben aangevraagd in Nederland, zijn het niet eens met de besluiten van de minister van Asiel en Migratie, die hun aanvragen niet in behandeling heeft genomen op grond van de Dublinverordening. De rechtbank heeft eerder bepaald dat de eisers de behandeling van hun beroepen in Nederland mogen afwachten. Tijdens de zitting op 10 oktober 2024 zijn de eisers verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde, en heeft de verweerder zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft de bestreden besluiten beoordeeld en geconcludeerd dat de autoriteiten van Tsjechië verantwoordelijk zijn voor de inhoudelijke behandeling van de asielaanvragen, aangezien eisers eerder in Tsjechië asiel hebben aangevraagd. De rechtbank heeft het interstatelijk vertrouwensbeginsel toegepast, wat inhoudt dat men ervan uit mag gaan dat andere EU-lidstaten zich aan de Europese afspraken houden. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat er in Tsjechië sprake is van systematische tekortkomingen in de asielprocedure of opvangvoorzieningen.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister van Asiel en Migratie niet verplicht was om de asielaanvragen van eisers in behandeling te nemen, en dat de belangen van de minderjarige kinderen voldoende zijn meegewogen. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard, wat betekent dat de bestreden besluiten in stand blijven en eisers geen proceskostenvergoeding ontvangen.