ECLI:NL:RBDHA:2024:16951
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een Syrische nationaliteit, tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 12 augustus 2024 niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft besloten geen zitting te houden, omdat partijen daarmee instemden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het besluit van de minister in stand blijft. Eiser had zich op 6 februari 2024 gemeld op het AC Ter Apel en diende op 9 februari 2024 zijn asielaanvraag in. Uit Eurodac-onderzoek bleek dat hij eerder op 20 januari 2024 in Kroatië een verzoek om internationale bescherming had ingediend. Nederland heeft op 8 april 2024 de Kroatische autoriteiten verzocht om eiser terug te nemen, wat tijdig was volgens de Dublinverordening. Eiser betoogde dat de minister het claimverzoek te laat had ingediend, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet het geval is. Eiser stelde ook dat hij niet kan worden overgedragen aan Kroatië vanwege het interstatelijk vertrouwensbeginsel, maar de rechtbank oordeelt dat er geen structurele tekortkomingen zijn in de asielprocedure in Kroatië. De rechtbank concludeert dat de minister niet ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan artikel 17 van de Dublinverordening, omdat eiser geen bijzondere, individuele omstandigheden heeft aangevoerd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.