4.5.De man vordert - samengevat - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat:
I een makelaar in gezamenlijke opdracht van partijen een bindende taxatie uitvoert om de actuele waarde van de woning te bepalen binnen drie weken na dit vonnis en dat beide partijen (zonder derden) aanwezig zijn bij de taxatie;
II de man vervolgens drie maanden de tijd krijgt aan te tonen dat hij de woning tegen de getaxeerde waarde kan overnemen, bij gebreke waarvan de woning door dezelfde makelaar binnen twee weken daarna ter verkoop wordt aangeboden, waarbij partijen de adviezen van de makelaar opvolgen;
III alle eigenaarslasten voor de helft door partijen worden gedragen tot het moment waarop de woning aan de man of een derde wordt geleverd;
IV de man, ten aanzien van de door hem betaalde hypotheekaflossingen, een vordering op de vrouw heeft ter hoogte van € 12.420,62, te vermeerderen met de aflossingen tot het moment waarop de woning aan de man of een derde wordt geleverd;
V de man, ten aanzien van de door hem betaalde premie overlijdensrisicoverzekering, een vordering op de vrouw heeft ter hoogte van € 205,65;
VI de man, ten aanzien van de door hem betaalde gemeentelijke belastingen, een vordering op de vrouw heeft ter hoogte van € 648,80, te vermeerderen met de helft van de belastingen tot het moment waarop de woning aan de man of een derde wordt geleverd;
VII de man, ten aanzien van de door hem betaalde regionale belastingen, een vordering op de vrouw heeft ter hoogte van € 328,26, te vermeerderen met de helft van de belastingen tot het moment waarop de woning aan de man of een derde wordt geleverd;
VIII de man, ten aanzien van de door hem betaalde bijdrage VvE, een vordering op de vrouw heeft ter hoogte van € 2.319,08, te vermeerderen met de helft van de bijdragen tot het moment waarop de woning aan de man of een derde wordt geleverd;
IX de man, ten aanzien van de door hem betaalde bijdrage van de carport, een vordering op de vrouw heeft ter hoogte van 205,65, te vermeerderen met de helft van de bijdragen tot het moment waarop de woning aan de man of een derde wordt geleverd;
X de man een vordering op de vrouw heeft van € 11.145,63, zijnde de helft van de inleg die hij meer betaald heeft aan de woning;
XI de feitelijke verdeling van de gezamenlijk aangeschafte inboedel heeft te gelden als de definitieve verdeling zonder verdere verrekening;
XII de vrouw de goederen krijgt zoals in productie 4 bij de conclusie van antwoord is aangegeven;
XIII de verdeling en verrekening worden vastgesteld zoals de rechtbank die redelijk acht;
XIV partijen met inachtneming van het voorafgaande niets meer van elkaar te vorderen hebben en elkaar finale kwijting verlenen.