Uitspraak
1.De prejudiciële procedure
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beantwoording van de prejudiciële vragen
4.Beslissing
24 februari 2023.
Hoge Raad
In deze prejudiciële procedure heeft de Hoge Raad op 24 februari 2023 een beslissing genomen over de onderlinge bijdrageplicht van hoofdelijke schuldenaren in een concernverhouding, naar aanleiding van vragen van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de curator van De Buurtzuster B.V., die in faillissement is verklaard, en de zustervennootschap BROGEMA REAL ESTATE B.V. (BRE). De curator vordert betaling van een bedrag van € 197.531,50 van BRE, dat betrekking heeft op een aflossing van een lening aan Rabobank, waarbij De Buurtzuster hoofdelijk aansprakelijk was. De Hoge Raad heeft de prejudiciële vragen beantwoord, waarbij werd vastgesteld dat bij de bepaling van de onderlinge draagplicht van hoofdelijke schuldenaren ook indirect profijt van de lening of het krediet een rol kan spelen. De Hoge Raad benadrukt dat de beoordeling van de onderlinge verhouding en de bijdrageplicht afhankelijk is van de feiten en omstandigheden van het geval. De beslissing van de Hoge Raad biedt duidelijkheid over de interpretatie van artikel 6:10 BW in het kader van concernverhoudingen en de verantwoordelijkheden van hoofdelijke schuldenaren. De kosten van de procedure zijn begroot op € 1.800,-- voor zowel de curator als BRE.