ECLI:NL:RBDHA:2024:16789
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van aanvraag voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vreemdelingenwet met betrekking tot medische noodsituatie en belangenafweging onder het EVRM
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiser, geboren in Nederland met de Marokkaanse nationaliteit, heeft een aanvraag ingediend vanwege gezondheidsredenen, maar deze is door de Minister van Asiel en Migratie afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening. Eiser heeft in het verleden een verblijfsvergunning gehad, maar deze is ingetrokken vanwege gepleegde misdrijven. De rechtbank heeft de zaak op 12 september 2024 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvraag voor uitstel van vertrek op basis van het BMA-advies terecht is. Dit advies concludeert dat er geen medische noodsituatie zal ontstaan bij terugkeer naar Marokko, ondanks de verslavingsproblematiek en de mogelijke PTSS van eiser. De rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van eiser, maar dat deze niet opwegen tegen het openbare belang van handhaving van de openbare orde. Eiser heeft niet aangetoond dat er nieuwe omstandigheden zijn die een andere beoordeling rechtvaardigen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, met de beslissing dat eiser geen griffierecht terugkrijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.