ECLI:NL:RBDHA:2024:16634

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 september 2024
Publicatiedatum
14 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.31419 en NL24.31420
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 20 september 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat de minister van Asiel en Migratie de aanvraag terecht niet in behandeling heeft genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft aangevoerd dat hij niet kan vertrouwen op de behandeling van zijn aanvraag in Spanje vanwege vermeende discriminatie en islamofobie. De rechtbank stelt vast dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd om zijn claims te onderbouwen en dat de minister mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser heeft ook een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, maar dit wordt afgewezen. De rechtbank concludeert dat er geen reden is om af te wijken van de beslissing om de aanvraag niet in behandeling te nemen en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.31419 (beroep) en NL24.31420 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. E. Ceylan),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. Ch. R. Vink).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 8 augustus 2024 niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
1.1
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
1.2
Het beroep en het verzoek zijn op 17 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser, de gemachtigde van eiser, [tolk] als tolk, en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
3. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. [1] Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2] In dit geval heeft Nederland bij Spanje een verzoek om terugname gedaan. Spanje heeft dit verzoek aanvaard.
Kan verweerder ten aanzien van Spanje uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
4. Eiser voert aan dat verweerder ten aanzien van Spanje niet uit kan gaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser meent dat in Spanje sprake is van discriminatie en intolerantie tegen moslims als gevolg van groeiende islamofobie. Eiser verwijst naar een op 25 maart 2019 gepubliceerd artikel van infomigrant met de titel ‘Alarm in Spain over increase in hate crimes, Islamophobia’. Eiser voert verder aan dat er in Spanje geen regelgeving bestaat om gelijke behandeling te waarborgen. De moslimhaat en haatmisdrijven zijn zo ernstig dat een Marokkaans-Spaanse vereniging met Europese financiering hiertegen een applicatie heeft gelanceerd. Eiser voert ook nog aan dat uit het meest recente AIDA-rapport ‘Country Report: Spain, 2023 Update’ blijkt dat de opvangvoorzieningen niet adequaat zijn en ook sprake is van pushbacks. Verweerder heeft volgens eiser niet voldaan aan de op hem rustende onderzoeks- en samenwerkingsplicht zoals volgt uit het arrest X van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 29 februari 2024 [3] omdat verweerder landeninformatie niet dan wel onvoldoende bij haar beoordeling heeft betrokken. Eiser voert ook aan dat er een inbreukprocedure is gestart tegen Spanje wegens het niet omzetten van de Opvangrichtlijn.
4.1
De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt is dat verweerder mag uitgaan van het vermoeden dat lidstaten bij de behandeling van asielverzoeken hun internationale verplichtingen zullen nakomen (het interstatelijk vertrouwensbeginsel). De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft in meerdere [4] recente zaken die gaan over de situatie van Dublinasielzoekers in Spanje, geoordeeld dat verweerder ten aanzien van Spanje van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan. Het AIDA rapport waar eiser naar heeft verwezen, is betrokken bij dit oordeel. In haar uitspraak van 4 september 2024 [5] heeft de Afdeling herhaald en verduidelijkt dat het op de weg ligt van de vreemdeling om aannemelijk te maken dat hij bij overdracht naar de aangezochte lidstaat een reëel risico loopt op behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM [6] of artikel 4 van het Handvest [7] .
4.2
De rechtbank is van oordeel dat eiser er niet in is geslaagd dat aannemelijk te maken en overweegt daartoe als volgt. De inhoud van het artikel van infomigrant waar eiser naar verwijst ziet op de periode 2016/2017 en is daarmee niet actueel. Verder heeft eiser met de verwijzing naar het artikel niet aannemelijk gemaakt dat (ook) hij te maken gaat krijgen met discriminatie en islamofobie. Uit de verklaringen [8] van eiser tijdens zijn gehoor blijkt bovendien niet dat hij in Spanje gediscrimineerd werd. Bij eventuele problemen in Spanje dient eiser zich te wenden tot de daartoe bevoegde (hogere) Spaanse autoriteiten. Door de aanvaarding van het claimakkoord hebben de Spaanse autoriteiten immers ook aangegeven dat eisers verzoek om internationale bescherming door hen in overeenstemming met de geldende regelgeving zal worden behandeld. In de door eiser genoemde omstandigheden in Spanje, dat ziet op het ontbreken van wetgeving rondom gelijke behandeling dan wel een discriminatieverbod, en de gelanceerde applicatie in verband met moslimhaat en haatmisdrijven, ziet de rechtbank geen aanleiding voor de conclusie dat eiser in Spanje in het geheel geen (rechts)bescherming krijgt op het moment dat hij daar problemen ondervindt als gevolg van discriminatie. Verder volgt de rechtbank de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam van 8 juli 2024 [9] , en overweegt dat het feit dat de Europese Commissie een inbreukprocedure tegen Spanje is gestart wegens het niet volledig omzetten van de Opvangrichtlijn, geen concreet aanknopingspunt biedt voor het oordeel dat ten aanzien van Spanje niet langer van het interstatelijk vertrouwen kan worden uitgegaan. De beroepsgrond slaagt niet.
Had verweerder de aanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling moeten nemen?
5. Eiser voert aan dat hij onder medische behandeling staat omdat hij nierproblemen heeft en legt daartoe screenshots van een GZA-overzicht over. Verweerder heeft onvoldoende onderzocht wat de gevolgen voor de gezondheidstoestand van eiser zijn bij overdracht aan Spanje, waarbij het bestreden besluit voorts van onevenredige hardheid getuigt. Eiser voert daarbij aan dat hij een vertrouwensband met de arts in Nederland heeft en dat hij dat niet heeft in Spanje. Eiser voert verder aan dat verweerder vanwege proceseconomische redenen de asielaanvraag naar zich toe had moeten trekken gezien het positieve beleid van verweerder ten aanzien van Syrische vreemdelingen.
5.1
De rechtbank stelt voorop dat verweerder in WI 2021/3 [10] heeft neergelegd wanneer er een advies van het Bureau Medische Advisering (BMA) wordt opgevraagd tijdens de Dublinprocedure. Daarin staat dat dat gebeurd als er sprake is van een ernstige mentale of lichamelijke aandoening en de vreemdeling aantoont dat hij onder actieve medische behandeling staat van een behandelaar/specialist. Uit objectieve medische gegevens zal moeten blijken dat de overdracht aan de verantwoordelijke lidstaat een zodanig ernstige invloed heeft op zijn mentale of fysieke toestand dat er sprake is van een reëel en onderbouwd risico op een aanzienlijke en onomkeerbare verslechtering van zijn gezondheidstoestand. Ook wordt in die werkinstructie opgemerkt dat enkel een GZA-overzicht onvoldoende is om tot onderzoek over te gaan.
5.2
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om een BMA-onderzoek op te starten en getuigt het bestreden besluit niet van onevenredige hardheid. Eiser heeft als medische onderbouwing enkel het GZA-overzicht overgelegd. Uit dit overzicht blijkt niet dat eiser onder actieve medische behandeling staat van een behandelaar/specialist. De vertrouwensband die eiser heeft opgebouwd met de GZA-arts doet daar niet aan af. De rechtbank overweegt verder dat verweerder er vanuit mag gaan dat de medische zorg in Spanje vergelijkbaar is met die in Nederland. Eiser heeft dat ook niet betwist. In eisers enkele verwijzing naar het beleid van verweerder ten aanzien van asielzoekers met de Syrische nationaliteit, heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om toepassing te geven aan artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser kan worden overgedragen aan Spanje.
7. Gezien deze uitspraak op het beroep, is er geen reden meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daartoe daarom af.
8. Eiser krijgt in beide zaken geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Broekhof, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. L. Meijer, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak kan, voor zover het de hoofdzaak betreft, een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
2.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.ECLI:EU:C:2024:195.
5.Zie voor het toetsingskader de Afdelingsuitspraak van 4 september 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3455.
6.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
7.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
8.Rapport Aanmeldgehoor Dublin, pagina 7.
9.NL24.18233.
10.Werkinstructie 2021/3 BMA advies tijdens de Dublinprocedure n.a.v. arrest C.K.