ECLI:NL:RBDHA:2024:16592
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring van een asielzoeker in het kader van de Vreemdelingenwet 2000
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 oktober 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een asielzoeker, eiseres, die een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd kreeg op basis van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van 19 september 2024, waarin deze maatregel werd opgelegd. De rechtbank heeft de zaak schriftelijk behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres op 30 september 2024 de gronden van het beroep indiende en verweerder op 3 oktober 2024 reageerde. De rechtbank sloot het onderzoek op 4 oktober 2024.
De rechtbank overweegt dat de vrijheidsontnemende maatregel kan worden opgelegd in het kader van het grensbewakingsbelang, en dat er geen pré-toets hoeft te worden verricht naar de inwilligbaarheid van het asielverzoek bij het opleggen van de maatregel. Eiseres voerde aan dat haar identiteitsdocument door Bureau Documenten als echt was bevonden en dat terugkeer naar Syrië een reëel risico op ernstige schade met zich meebracht. De rechtbank oordeelt echter dat het tijdsverloop in de asielprocedure niet leidt tot de conclusie dat de vrijheidsontneming onrechtmatig is. Ook het gebrek aan zicht op uitzetting is geen voorwaarde voor de maatregel.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door rechter J.J.P. Bosman, in aanwezigheid van griffier J.R. Froma, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.