Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[verzoeker], verzoeker
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft verzoeker op 14 mei 2024 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 13 november 2022. De minister van Asiel en Migratie heeft op 29 juli 2024 de aanvraag afgewezen. Verzoeker trok zijn beroep in en vroeg om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de zaak buiten zitting beoordeeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat de veroordeling in proceskosten geregeld is in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Indien een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de asielaanvraag van verzoeker niet in behandeling moest worden genomen door een andere EU-lidstaat, zoals bedoeld in de Dublinverordening. De beslistermijn voor de asielaanvraag begon op 26 april 2023, en de rechtbank concludeert dat de verlenging van de beslistermijn door de inwerkingtreding van de WBV 2022/22 rechtsgeldig was. Verzoeker heeft verweerder op 10 april 2024 in gebreke gesteld, maar de rechtbank oordeelt dat deze ingebrekestelling prematuur was, omdat de wettelijke beslistermijn nog niet was verstreken.
Daarom is er geen sprake van tegemoetkomen aan verzoeker in de zin van artikel 8:75a van de Awb. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af. Deze uitspraak is gedaan op 4 oktober 2024 door rechter K.M. de Jager, in aanwezigheid van griffier S. Mohandes, en is openbaar gemaakt.