ECLI:NL:RBDHA:2024:16277

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 oktober 2024
Publicatiedatum
8 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.36933
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep inzake de maatregel van bewaring van een Algerijnse vreemdeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 7 oktober 2024 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van een Algerijnse vreemdeling. De maatregel van bewaring was op 5 mei 2024 opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet (Vw). Eiser heeft tegen het voortduren van deze maatregel beroep ingesteld en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 30 september 2024 gesloten.

De rechtbank overweegt dat eiser, geboren op [geboortedag] 1993, op 18 september 2024 een aanvraag voor een reguliere verblijfsvergunning heeft ingediend. De rechtbank concludeert dat eiser met ingang van 19 september 2024 rechtmatig verblijf heeft verkregen, waardoor het voortduren van de maatregel van bewaring vanaf die datum onrechtmatig is. De rechtbank oordeelt dat er geen feiten of omstandigheden zijn die het voortduren van de maatregel tot 19 september 2024 onrechtmatig maken.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond, beveelt de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van 7 oktober 2024 en kent eiser een schadevergoeding toe van € 1.900,- voor de onrechtmatige detentie. Daarnaast veroordeelt de rechtbank de Staat der Nederlanden in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 875,-. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.36933

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. F. Boone),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 5 mei 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 30 september 2024 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Algerijnse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedag] 1993.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag heeft gelegen, rechtmatig was. [2] Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, ter beoordeling of vanaf 30 augustus 2024 de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw is het mogelijk om een vreemdeling zonder rechtmatig verblijf in bewaring te stellen. Uit het dossier blijkt dat eiser op 18 september 2024 een aanvraag voor een reguliere verblijfsvergunning (medisch) heeft ingediend. Op 19 september 2024 heeft verweerder de ontvangst van de aanvraag bevestigd. Niet is gebleken dat de aanvraag van eiser een herhaalde aanvraag betreft of dat de aanvraag kan worden afgewezen op de grond dat eiser een gevaar vormt voor de openbare orde of nationale veiligheid. Daarmee heeft eiser met ingang van 19 september 2024 rechtmatig verblijf verkregen. [3] Dit betekent dat het voortduren van de bewaring op grondslag van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw vanaf 19 september 2024 onrechtmatig is.
5. Niet is gebleken van feiten of omstandigheden om het voortduren van de maatregel tot 19 september 2024 onrechtmatig te achten.
6. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van vandaag bevelen.
7. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen. De rechtbank acht gronden aanwezig om een schadevergoeding toe te kennen voor 19 dagen onrechtmatige tenuitvoerlegging van de vrijheidsontnemende maatregel. De schadevergoeding bedraagt 19 x € 100,- (verblijf detentiecentrum) = € 1.900,-.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 beveelt de opheffing van de maatregel met ingang van 7 oktober 2024;
 veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 1.900,- (negentienhonderd euro), te betalen door de griffie en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding; en
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 875,- (achthonderdvijfenzeventig euro).
Deze uitspraak is gedaan op 7 oktober 2024 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Uitspraken van 10 september 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:14481), 30 juli 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:12186), 16 mei 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:7717) en 25 juni 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:9971).
3.Op grond van artikel 8, aanhef en onder f, van de Vw, samen gelezen met artikel 3.1, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000.