ECLI:NL:RBDHA:2024:16128

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 oktober 2024
Publicatiedatum
8 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.15002
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag van homoseksuele Nigeriaan met betrekking tot geloofwaardigheid en problemen door seksuele gerichtheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, een homoseksuele man uit Nigeria, diende op 29 december 2021 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel in, die op 21 maart 2024 door de minister van Asiel en Migratie als ongegrond werd afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep op 31 juli 2024, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig zijn, evenals de gemachtigde van de minister. De rechtbank concludeert dat de minister het asielrelaas van eiser niet geloofwaardig achtte, met name vanwege inconsistenties in zijn verklaringen over zijn seksuele gerichtheid en de problemen die hij in Nigeria heeft ervaren.

Eiser stelt dat hij problemen heeft ondervonden vanwege zijn homoseksualiteit, waaronder een incident in een club waar hij en zijn ex-vriend niet naar binnen mochten. De minister heeft echter betoogd dat eisers verklaringen over zijn seksuele gerichtheid en de gevolgen daarvan niet consistent zijn en onvoldoende onderbouwd. De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende rekening heeft gehouden met de culturele achtergrond van eiser, maar dat eiser niet overtuigend heeft kunnen uitleggen hoe hij zijn seksuele gerichtheid heeft ontdekt en wat dit voor hem betekende. De rechtbank concludeert dat de minister niet ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen gegronde vrees voor vervolging is en verklaart het beroep ongegrond.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor asielzoekers om hun asielrelaas overtuigend te onderbouwen, vooral in zaken die betrekking hebben op seksuele gerichtheid en de gevolgen daarvan in het land van herkomst. De rechtbank wijst erop dat de minister bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser rekening moet houden met zijn referentiekader, maar dat eiser hierin niet is geslaagd. De rechtbank bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag en stelt dat eiser geen recht heeft op vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.15002

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. E. Maalsen),
en
de minister van Asiel en Migratie [1]
(gemachtigde: mr. T. Stelpstra).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Hij heeft op 29 december 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 21 maart 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 31 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser is homoseksueel (hijzelf zegt: ‘gay maar niet homoseksueel’) en heeft daardoor problemen ondervonden in Nigeria. Zo is hij aan het begin van zijn relatie met zijn ex-vriend, [naam 1] , betrapt door zijn vader toen zij samen intiem waren onder de douche. Eisers vader heeft hem toen gewaarschuwd en zijn ex-vriend het huis uitgestuurd. Eiser is daarna nogmaals betrapt toen zij intiem waren in zijn kamer. Hierna heeft zijn vader eiser het huis uitgezet en is eiser ergens anders gaan wonen. Op een dag ging eiser met zijn ex-vriend naar een club, waar zij niet naar binnen mochten omdat zij gay zijn. Er ontstond een ruzie en een gevecht, waarbij zijn ex-vriend werd geslagen. Eiser is toen gevlucht omdat hij bang was dat de politie zou komen en hem zou oppakken vanwege zijn geaardheid. Na dit incident heeft eiser Nigeria verlaten. Bij terugkeer vreest eiser problemen te krijgen vanwege zijn homoseksuele geaardheid.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst
2. Eisers seksuele gerichtheid
3. Eisers problemen vanwege uw seksuele gerichtheid
De minister stelt zich hierover op het standpunt dat eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig zijn. De minister acht echter zijn seksuele gerichtheid ongeloofwaardig. Aangezien zijn gestelde homoseksuele gerichtheid niet geloofwaardig wordt geacht, worden de verklaringen van zijn problemen vanwege zijn seksuele gerichtheid ook niet geloofwaardig geacht. Daarnaast zijn eisers verklaringen over zijn problemen op zichzelf gezien ook ongeloofwaardig, aldus de minister. Uit de verklaringen van eiser blijkt niet dat er een gegronde vrees voor vervolging is. De minister heeft daarom de asielaanvraag van eiser als ongegrond afgewezen op grond van artikel 31, eerste lid van de Vw 2000.
Toetsingskader geloofwaardigheid seksuele gerichtheid
5. Het toetsingskader voor de beoordeling van de geloofwaardigheid in zaken betreffende seksuele gerichtheid wordt gevormd door rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) [2] en de Werkinstructie 2019/17 ‘Horen en beslissen in zaken waarin LHBTI-gerichtheid als asielmotief is aangevoerd’. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de omstandigheid dat het voor de vreemdeling niet mogelijk is om met sluitend bewijs aannemelijk te maken dat hij LHBTI is.
5.1.
Bij het horen en bij de beoordeling van de geloofwaardigheid betrekt de minister de volgende thema’s:
(i) privéleven;
(ii) huidige en voorgaande relaties, contacten in het land van herkomst en contact met of kennis van LHBTI groepen;
(iii) contact met LHBTI’s in Nederland en kennis van de Nederlandse situatie;
(iv) discriminatie, repressie en vervolging in het land van herkomst.
5.2.
Bij de beoordeling van de geloofwaardigheid wordt betrokken of de verklaringen consistent zijn en overeenkomen met hetgeen bekend is over de algemene situatie (ten aanzien van LHBTI’s) in het land van herkomst. Het zwaartepunt ligt bij het persoonlijke, authentieke, verhaal dat een vreemdeling vertelt over en vanuit zijn ervaringen. Met name als een vreemdeling afkomstig is uit een land waar het LHBTI-zijn maatschappelijk onacceptabel is of strafbaar is, is van belang of en hoe de vreemdeling zich daaraan heeft aangepast en hoe hij dit heeft beleefd. Er hoeft geen ‘worsteling’ te hebben plaatsgevonden voordat de vreemdeling zijn lbhti-gerichtheid heeft geaccepteerd, maar wel een denkproces waarin de vreemdeling zich onder andere voor de vraag gesteld ziet wat het betekent om anders te zijn en op welke wijze hij daar invulling aan wil en kan geven. Er wordt gewicht gegeven aan het proces van ontdekking van de gerichtheid en de wijze waarop de vreemdeling heeft verklaard daarmee om te zijn gegaan. Alles wordt in onderlinge samenhang bekeken. Er moet rekening worden gehouden met het referentiekader van de vreemdeling, waaronder opleidingsniveau, leeftijdsfase, cultuur en afkomst. [3]
5.3.
De minister moet daarnaast overgelegde bewijsstukken, waaronder verklaringen van derden, kenbaar bij zijn beoordeling betrekken. Bewijsstukken kunnen dienen als ondersteunend bewijs en kunnen ontoereikende verklaringen van een vreemdeling op één van de thema’s compenseren. Dat is met name het geval als het gaat om informatie van feitelijke aard of verklaringen van objectieve derden over feitelijk gedrag. De minister moet, gelet op de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling, motiveren welk gewicht aan de inhoud van de stukken toekomt in het licht van de verklaringen en eventueel overgelegd ander bewijsmateriaal.
Heeft de minister voldoende rekening gehouden met het referentiekader van eiser?
6. Eiser voert aan dat er onvoldoende rekening is gehouden met zijn referentiekader bij de beoordeling van het asielrelaas. Eiser betoogt dat in de besluitvorming weliswaar wordt aangeven welke feiten van belang zijn bij de beoordeling van het referentiekader, maar er is niet gemotiveerd op welke wijze deze feiten zijn meegewogen. Zo blijkt niet uit de besluitvorming op welke wijze zijn geheugenproblemen zijn meegenomen, zoals die blijken uit het advies van Medifirst. Aan eiser is immers tegengeworpen dat hij verschillend heeft verklaard over de tijdstippen van de gebeurtenissen, zoals wanneer hij ontdekte dat hij zich aangetrokken voelde tot mannen. Gelet op de vastgestelde geheugenproblemen ligt het op de weg van de minister om nader te motiveren hoe deze omstandigheden concreet bij de beoordeling zijn betrokken en waarom deze alsnog tegengeworpen kunnen worden. Daarnaast blijkt niet uit de besluitvorming op welke wijze zijn jonge leeftijd is meegewogen. Bij de verklaringen van eiser moet rekening worden gehouden met zowel de leeftijd ten tijde van de gestelde gebeurtenissen in het land van herkomst als ook met de leeftijd ten tijde van de gehoren. [4] Indien de minister van mening is dat de verklaringen van eiser onvoldoende overtuigend zijn, dan had de minister inzichtelijk moeten motiveren waarom de gegeven antwoorden tekortschieten. Hierbij moet rekening gehouden worden met de jonge leeftijd waarop eiser heeft ontdekt dat hij homoseksueel is.
6.1.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) [5] volgt dat de minister bij het inrichten van de asielprocedure in algemene zin voldoende maatregelen neemt om een zorgvuldige en objectieve beoordeling van een asielrelaas te waarborgen waarbij rekening wordt gehouden met de culturele achtergrond van een vreemdeling. In die overweging ligt besloten dat de minister in zijn werkwijze voldoende rekening houdt met het referentiekader van de vreemdeling, waarvan de culturele achtergrond en de (minderjarige) leeftijd deel uitmaakt.
6.2.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat de minister geen rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiser. Zoals de minister stelt in de besluitvorming, heeft de minister rekening gehouden met de geheugenproblemen van eiser tijdens de besluitvorming en het gehoor. Zo heeft de minister tijdens het gehoor vragen op eenvoudige manier gesteld, herhaald en wanneer nodig anders geformuleerd. Ook is een vraag uitgetekend. Verder is eiser de tijd gegund om bepaalde gebeurtenissen te reproduceren. [6] Daarbij heeft de minister, eiser nog aanvullend gehoord en heeft eiser gedurende alle gehoren bevestigd dat het goed is verlopen. Uit het Medifirst-advies volgt dat eiser data bij benadering en in chronologische volgorde kan aangeven wanneer hem tijd wordt gegund om deze te reproduceren. Daarom mag de minister van eiser verwachten dat hij, na tussenpozen en herhaling van de vragen, enigszins chronologisch kan verklaren over de belangrijke en indrukwekkende gebeurtenissen in zijn leven. Verder heeft de minister rekening gehouden met zijn jonge leeftijd tijdens de besluitvorming. Aangezien eiser 12 jaar oud was op het moment dat hij zijn seksuele geaardheid ontdekte, mocht er meer worden verwacht van zijn verklaringen, dan enkel de verklaring dat hij zich ‘blij’ voelde als hij met jongens was. Eiser heeft immers ruim zeven jaar een relatie gehad in zijn land van herkomst én is ook meerderjarig geworden en geweest tijdens zijn verblijf in Nigeria. Zoals in de besluitvorming ook is gesteld, speelt hierbij tevens het feit dat homoseksualiteit in Nigeria een taboe is en eiser stelt al op jonge leeftijd ingrijpende gebeurtenissen te hebben meegemaakt ten gevolge van zijn seksualiteit. Wat betreft het geloof en de cultuur van eiser, geldt dat deze elementen reeds onderdeel zijn van het meegewogen referentiekader. [7] Eiser onderbouwt verder niet om welke reden deze elementen onvoldoende zouden zijn betrokken.
Heeft de minister de homoseksuele geaardheid van eiser (tweede relevante element) ongeloofwaardig kunnen vinden?
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich niet ten onrechte en voldoende deugdelijk gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiser met zijn verklaringen zijn homoseksuele geaardheid niet aannemelijk heeft gemaakt. De minister heeft de gestelde seksuele gerichtheid niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Hieraan heeft de minister ten grondslag kunnen leggen dat eiser summier, vaag en onvoldoende heeft verklaard over zijn asielrelaas. De rechtbank licht dit oordeel hieronder verder toe.
Privéleven – gedachten en gevoelens bij ontdekking van zijn seksuele gerichtheid
8. Eiser voert aan dat de minister ten onrechte heeft tegengeworpen en onvoldoende heeft gemotiveerd dat hij te algemeen en summier zou hebben verklaard over de wijze waarop hij zijn seksuele gerichtheid ontdekte. Eiser betoogt dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met het gegeven dat hij 12 jaar oud toen hij ontdekt dat hij op jongens viel. Tijdens de gehoren heeft eiser benadrukt dat wat hij toen voelde voor een jongen, hij nooit eerder had gevoeld voor een meisje. Voor eiser is het moeilijk te benoemen wat hij toen voelde en bovendien kon hij deze gevoelens met niemand bespreken om voor zichzelf zijn gevoelens te kunnen plaatsten. Hij wist immers dat het verboden is om gevoelens te hebben voor hetzelfde geslacht en heeft dus niet direct uiting gegeven aan deze gevoelens. Het is daarom onbegrijpelijk dat de minister verwacht dat eiser, gelet op het gegeven dat in Nigeria homoseksualiteit verboden is, meer zou moeten kunnen verklaren. Eiser heeft aangegeven dat hij niets bijzonders voelt als hij bij een meisje is, maar bij een jongen wordt zijn hoofd ontspannen. Dan voelt hij zich comfortabel en gaat zijn hart sneller kloppen. Toen eiser 14 jaar oud was kreeg hij voor het eerst een relatie met een jongen, hier kon hij toen niet vrij over spreken. Het is voor eiser daarom nog steeds moeilijk om zijn gevoelens te benoemen. Uit zijn verklaringen kan echter worden afgeleid dat er tegenstrijdige gevoelens waren. Aan de ene kant de gevoelens voor jongens waarvan hij blij werd en aan de andere kant de wetenschap dat dit verboden was. De minister heeft ten onrechte deze strijd van gevoelens niet aangemerkt als een innerlijke worsteling. Eiser heeft namelijk ook verklaard dat hij zijn gevoelens niet kon stoppen ook al voelde hij zich slecht omdat het hebben van deze gevoelens verboden waren. Toen hij merkte dat hij ongelukkig werd van het verstoppen van zijn gevoelens, koos hij ervoor om zijn leven te leiden op de manier dat hij wilde. Gelet op de leeftijd van eiser ten tijde van het ontdekken van zijn homoseksualiteit en het feit dat deze gevoelens verboden waren, is het niet onaannemelijk dat eiser jaren later niet volledig kan verklaren over zijn gedachte en gevoelens bij de ontdekking van zijn seksuele gerichtheid. Zeker nu er voor eiser daardoor geen vergelijking was met anderen, hij er ook niet over kon praten en de gevoelens probeerde weg te drukken,
8.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet voldoende inzichtelijk heeft gemaakt hoe hij erachter kwam dat hij homoseksueel is en wat dit met hem deed. Aangezien de seksuele geaardheid van eiser centraal staat in zijn asielrelaas mag de minister verwachten dat hij kan uitleggen of inzicht kan verschaffen over waarom eiser zich wel blij voelde als hij met jongens sprak, waarom hij zich aangetrokken voelde tot jongens en hoe hij dit merkte. Hierin is eiser niet geslaagd. Eiser blijft namelijk algemeen en vaag in zijn verklaringen over zijn gedachtes en gevoelens ten aanzien van zijn ontdekking van zijn seksuele gerichtheid. Eiser heeft namelijk enkel verklaard dat hij zich ‘blij’ voelde als hij met jongens praatte en als hij met meisjes praatte geen gevoelens had. [8] Verder verklaarde hij dat hij niet over deze gevoelens wilde nadenken omdat eiser nooit had gezien dat jongens gevoelens voor elkaar hadden. [9] Toen de minister nogmaals aan eiser vroeg om zijn gedachte en gevoelens te beschrijven, antwoordde eiser opnieuw dat hij wist dat het niet goed was wat zij deden, maar dat eiser ‘blij’ was dat hij het toch kon doen. [10] Deze verklaringen maken niet inzichtelijk hoe eiser ontdekte dat hij op mannen viel en wat hij daarvan vond. Hetzelfde geldt voor de stelling van eiser dat hij zich comfortabeler voelde en meer opgewonden raakte bij jongens. Dat eiser het moeilijk vindt om over zijn gevoelens te verklaren, omdat hij dit niet heeft geleerd of eerder heeft gedaan, maakt het oordeel niet anders. Het besef dat eiser gevoelens had die verboden waren en het gegeven dat hij deze probeerde te stoppen en weg te drukken, maakt namelijk dat van hem verwacht kan worden dat hij hierover kan verklaren. Ook het gegeven dat het een poos geleden is dat eiser ontdekte homoseksueel te zijn, doet niet af aan het oordeel. Eiser verklaart namelijk zelf dat de omstandigheden behoorlijk ingrijpend voor hem zijn geweest.
8.2.
Gelet op het voorgaande heeft de minister zich op het standpunt kunnen stellen dat van eiser verwacht mag worden dat hij, gezien de omstandigheden omtrent LHBTI’ers in Nigeria, over zijn gevoelens en gedachtes met betrekking tot zijn seksuele gerichtheid kan verklaren. Uit rechtspraak blijkt dat dit vooral geldt als een vreemdeling afkomstig is uit een land waar het zijn van LHBTI maatschappelijk onacceptabel of strafbaar gesteld is. In die situatie is het de vraag of en hoe de vreemdeling zich daaraan heeft aangepast en hoe hij dit heeft beleefd. [11] Dat eiser dit kwalificeert als een innerlijke worsteling waarbij hij zijn gevoelens ook zou hebben weggestopt, doet niet af aan het gegeven dat eiser zijn al dan niet tegenstrijdige gevoelens en gedachten in onvoldoende mate heeft weten te concretiseren.
Privéleven – omgang met de ontdekking van de seksuele gerichtheid
9. Eiser voert aan dat de minister de betekenis van zijn jonge leeftijd miskent als het gaat om de vraag wanneer hij ontdekte homoseksueel te zijn. Dit is relevant in het kader van de beoordeling van zijn verklaringen over de omgang met zijn seksuele gerichtheid na ontdekking. Bovendien miskent de minister wat het betekent om homoseksuele gevoelens te hebben in een land waar dit verboden is en motiveert niet waarom dit juist zou moeten betekenen dat hij meer kan vertellen over hoe dit voor hem was. Zoals hiervoor is gesteld was er sprake van tegenstrijdige gevoelens. Het besef dat hij zich niet anders wilde voordoen dan hij zich voelde, kwam nadat hij een relatie kreeg met zijn ex-vriend. Eiser heeft dit ook verklaard en niet valt in te zien wat hij nog meer zou hebben moeten verklaren. De minister beperkt zich ten onrechte tot de algemene stelling dat de verklaringen van eiser niet voldoende zijn zonder voldoende duidelijk inzichtelijk te maken hoe de leeftijd en de cultuur en ook het geloof van eiser daarbij zijn betrokken. Zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 24 november 2021, [12] betekent de omstandigheid dat een vreemdeling inmiddels volwassen is niet dat van hem kan worden verwacht beter uit te leggen hoe de worsteling met zijn geaardheid destijds is geweest. Ook in deze zaak had de vreemdeling net als eiser feitelijke antwoorden gegeven op de vragen van de minister. De minister heeft onvoldoende rekening gehouden met het persoonlijke verhaal en de persoonlijke situatie van eiser en is ten onrechte uitgegaan van algemene uitgangspunten zonder deze nader uit te leggen naar de situatie van eiser.
9.1.
Eiser wijst er verder op dat de verwijzing van de minister naar de uitspraak van 5 oktober 2023 [13] niet opgaat. Anders dan in de zaak van eiser had de minister –in die zaak onderscheid gemaakt tussen de diepgang die wordt verwacht bij verschillende onderwerpen waarover wordt. In die zaak waren bovendien enkel fysieke aspecten genoemd door de vreemdeling en had de vreemdeling enkele jaren als volwassen homoseksueel in Nigeria gewoond. Hetzelfde geldt ook voor de uitspraak van 30 maart 2023, [14] waarnaar de minister heeft verwezen. In die zaak was de vreemdeling 17 jaar oud toen hij achter zijn geaardheid kwam. Ook was in die zaak door de vreemdeling niet gewezen op zijn achtergrond en de gevolgen daarvan voor het kunnen verklaren. Eiser heeft in deze zaak echter aangegeven dat hij nooit heeft geleerd op deze manier over zijn gevoelens te praten en dat hij het moeilijk vindt dit te doen. Het standpunt van de minister dat eiser juist vanwege de cultuur en de kerk meer zou kunnen verklaren gaat eraan voorbij dat deze omstandigheid er juist toe leidt dat eiser zijn ‘verboden’ gevoelens weg stopt. Eiser heeft voldoende aangegeven wat het hem deed om homoseksueel te zijn in een land waar het verboden is. Zo heeft hij verklaard bang te zijn en niet blij te zijn geweest met zijn seksuele geaardheid.
9.2.
De minister heeft zich niet ten onrechte en voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiser summier en oppervlakkig is in zijn verklaringen over hoe hij omging met zijn seksuele gerichtheid na de ontdekking daarvan. Eiser heeft verklaard dat het een tijdje heeft geduurd voordat hij uiting heeft gegeven aan zijn seksuele gerichtheid. [15] De reden daarvoor is dat eiser ‘niet blij’ was met het gegeven dat homoseksueel is. Toen eiser werd gevraagd deze stelling toe te lichten, bleef hij stil en verklaarde omdat homoseksualiteit verboden is. [16] Eiser verklaarde verder dat hij uiting ging geven aan zijn homoseksualiteit omdat hij zijn gevoelens niet meer kon stoppen. [17] Met deze summiere verklaringen heeft eiser geen inzicht gegeven in zijn persoonlijke beleving. Ook heeft eiser summier verklaard over wat het met hem deed wanneer hij de preken over homoseksualiteit in de kerk hoorde. Hierop geeft eiser het antwoord dat hij ‘bang’ was, omdat hij niet naar de hel wil gaan en daarom wilde stoppen. [18] Naar eigen zeggen heeft eiser geprobeerd om niet met jongens te zijn. Hiermee heeft eiser geen inzicht gegeven in zijn gevoelens en gedachte over de preken waarin wordt gezegd dat zijn religie homoseksuelen niet accepteert. Tijdens het aanvullend gehoor is wederom gevraagd over hoe eiser zich voelde over de afkeuring van zijn familie en over de uithuisplaatsing door zijn vader. Hierop antwoorde eiser dat hij ‘niet blij en verdrietig’ was. [19] De minister heeft meerdere malen eiser in de gelegenheid gesteld om zijn stellingen toe te lichten. [20] Deze verklaringen zijn opnieuw onvoldoende onderbouwd. Zo heeft hij niet inzichtelijk gemaakt wat de afkeurende houding van zijn familie en de kerk met hem deed. In de zienswijze voegt eiser toe dat hij zich verward voelde door wat er in de kerk werd gepreekt en dat hij niet naar de hel wilde maar gevoelens had die te sterk waren. Dit is oppervlakkig en vormt geen onderbouwing ten aanzien van wat eerder is verklaard tijdens de gehoren. Aangezien eiser heeft verklaard dat de tijd in Nigeria zwaar en beangstigend was en hij daarom is gevlucht mag worden verwacht dat meer wordt verklaard over zijn persoonlijke beleving in verband met de kerk en de afkeuring van zijn familie. Dat eiser niet gewend is om over zijn gevoelens te praten, doet daaraan niet af. De ontdekking van eisers seksuele gerichtheid heeft binnen zijn cultuur immers verregaande gevolgen. De minister mag van eiser verwachten, mede gelet op het gegeven dat hij een homoseksuele relatie heeft gehad in een maatschappij waarin het niet wordt geaccepteerd, dat hij over deze periode van ontdekking specifieker zijn gevoelens kan omschrijven. [21]
Privéleven – leeftijd van ontdekking
10. Eiser voert aan dat de minister hem ten onrechte tegenwerpt dat hij wisselend heeft verklaard over de leeftijd waarop hij ontdekte dat hij homoseksuele gevoelens had. Zeker indien rekening wordt gehouden met de geheugenproblemen die hij ervaart. Daarbij wordt miskend dat er verwarring is ontstaan tijdens het aanvullend gehoor door de manier van het stellen van de vragen, waarbij verschillende jaartallen en leeftijden zijn genoemd. Zijn geheugenproblemen blijken ook uit het gegeven dat eiser verschillende keren tijdens het gehoor heeft moeten vragen om uitleg. Ook het tijdsverloop tussen het nader gehoor en aanvullend gehoor is van invloed geweest op zijn verklaringen. In het advies is ook het belang aangegeven van het stellen van eenvoudige vragen, gezien de beladen gebeurtenissen die eiser heeft meegemaakt. Zoals eiser ook zelf verklaard kan hij zich niet alles herinneren toen hij klein was.
10.1.
De minister heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de wisselende verklaring over de leeftijd waarop eiser ontdekte dat hij op mannen viel afbreuk doet aan de gestelde gerichtheid. De minister heeft rekening gehouden met de geheugenproblemen van eiser en met het Medifirst-advies. Uit het Medifirst-advies volgt dat eiser geen exacte data kan benoemen, daarom wordt dat ook niet verwacht van eiser en is het niet kunnen noemen van specifieke data niet tegengeworpen. Eiser heeft echter tegenstrijdig verklaard op welke leeftijd hij achter zijn homoseksuele gerichtheid kwam. In het nader gehoor heeft eiser herhaaldelijk verklaard dat hij op 14-jarige leeftijd erachter kwam dat hij op mannen viel. [22] Dit is bevestigd in de correcties en aanvullingen van 17 november 2022. Tijdens het aanvullend gehoor verklaard eiser echter dat hij op 12-jarige leeftijd erachter kwam dat hij op mannen viel. [23] In de correcties en aanvullingen op het aanvullend gehoor van 6 oktober 2023 wordt hetzelfde gesteld. Eiser heeft daarbij niet inzichtelijk gemaakt waarom zijn verklaringen hierover anders zijn. De minister mag daarom deze tegenstrijdigheid tegenwerpen.
Summiere verklaringen over ex-vriend
11. Eiser voert aan dat de minister ten onrechte heeft gesteld dat de verklaringen over zijn ex-vriend te summier zijn. Zoals eiser heeft verklaard was het voor zowel hem als zijn ex-vriend de eerste relatie, zij moesten hun relatie geheimhouden en konden niet vrij over hun gevoelens praten. Eiseres ex-vriend was de enige die hem en zijn gevoelens begreep. Verder heeft eiser uitgebreid verklaard over zijn eerste seksuele ervaring met zijn ex-vriend en de gebeurtenissen onder de douche. De gestelde vragen heeft eiser beantwoord, meer kan van hem niet worden verwacht.
11.1.
Naar het oordeel van de rechtbank stelt de minister niet ten onrechte dat eiser summier, oppervlakkig en wisselend heeft verklaard over zijn relatie met zijn ex-vriend. Eiser heeft namelijk wisselend verklaard over wanneer hij zijn ex-vriend leerde kennen en wanneer de relatie begon. [24] Zo verklaart eiser herhaaldelijk dat hij zijn ex-vriend in 2009 leerde kennen en dat hij 14 jaar oud was toen de relatie begon. In de correcties en aanvullingen van het nader gehoor wordt gesteld dat eiser zijn ex-vriend kende vanaf zijn 9e of 10e levensjaar, dus rond het jaar 2004 of 2005. Niet valt in te zien dat eiser in eerste instantie verklaart dat hij zijn ex-vriend in 2009 leerde kennen, toen hij 14 jaar oud was en vervolgens in de correcties en aanvullingen aangeeft dat hij zijn vriend leerde kennen toen hij 9 of 10 jaar oud was. De minister mag van eiser verwachten dat hij meer kan vertellen over wanneer de omgang met zijn ex-vriend startte en wanneer de relatie begon, dit is namelijk een belangrijk onderdeel van het asielrelaas. Verder zijn de verklaringen van eiser over wat hij leuk of minder leuk vindt aan zijn ex-vriend ook summier. Zo geeft eiser aan dat hij het gedrag van zijn ex-vriend leuk vindt. Nadat om toelichting werd gevraagd verklaarde eiser dat hij het spelen en lachen leuk vond en niets niet leuk vond aan zijn ex-vriend. [25] De minister mag van eiser verwachten dat hij inzicht kan geven in wat hem aantrok vooral omdat eiser heeft verklaard dat hij zijn ex-vriend langere tijd kent en een hechte band met elkaar hebben. De gegeven antwoorden zijn oppervlakkig en geven geen inzicht in waarom eiser zich aangetrokken voelde tot zijn ex-vriend en waarom het meer zou zijn dan enkel een goede vriendschap. Later heeft eiser gesteld dat hij zichzelf kon zijn bij zijn ex-vriend, veel aan hem dacht, afgeleid was van andere zaken nadat zij elkaar hadden gezien en eiser opgewonden van hem werd. Ook heeft eiser verklaard dat zijn ex-vriend zijn eerste liefde was en dat het in die periode nog altijd verboden was om die gevoelens te hebben. De minister stelt niet ten onrechte dat deze stellingen opnieuw algemene en oppervlakkige verklaringen zijn. Er wordt geen inzicht gegeven in wat eiser zoal voelde en op welke manier hij de afleiding merkte.
Contacten met LHBTI’s in Nederland en kennis van Nederlandse situatie
12. Eiser voert aan dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom zijn activiteiten binnen de LHBTI-gemeenschap niet in ten positieve mee worden gewogen in de beoordeling. Eiser betoogt dat de minister de samenhang tussen de overgelegde stukken, waaronder de verklaring van zijn huidige vriend, [naam 2], de foto’s van eiser bij de bijeenkomsten van LHBTI-organisaties en de afgelegde verklaringen tijdens de gehoren, heeft miskend. Eiser bezoekt één keer per maand bijeenkomsten in Den Haag en bezoekt af en toe bijeenkomsten in Tilburg die Rainbow Den Haag en het COC organiseren. Eiser vindt het bijwonen van deze bijeenkomsten van belang, omdat hij daar van anderen homoseksuele personen heeft geleerd niet meer bang te hoeven zijn om zich te uiten als homoseksueel. Ook heeft eiser een brief overgelegd van Rainbow Den Haag, waarin de opsteller zijn eigen waarneming over eiser opschrijft. Dat daarin ten onrechte wordt benoemd dat eiser een relatie heeft met een [naam 3] , maakt niet dat deze brief geen betekenis heeft. Deze brief ondersteunt namelijk de geloofwaardigheid van zijn homoseksualiteit. Verder blijkt uit de brief van zijn huidige vriend dat eiser met hem een relatie heeft en wordt hiermee bevestigd dat eiser de bijeenkomsten daadwerkelijk bijwoont. De foto’s onderbouwen wederom de aanwezigheid van eiser bij de bijeenkomsten van LHBTI-organisaties en zijn betrokkenheid bij de LHBTI-gemeenschap. Daarnaast volgt de minister ten onrechte niet in eisers stelling dat hij tijd nodig heeft had om geaccepteerd te worden in Nederland als homoseksueel. Ook miskent de minister eisers referentiekader. Vanuit zijn cultuur en religie is het namelijk verboden om homoseksueel te zijn, daarom was hij in Nederland ook eerst bang om zich te uiten. Daarbij speelt een rol dat ten tijde van het nader gehoor de coronapandemie pas net beëindigd was. In de eerste periode van zijn verblijf in Nederland waren zijn mogelijkheden om daadwerkelijk kennis te nemen van de vrijheden als homoseksueel in Nederland beperkt.
12.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister niet ten onrechte tegengeworpen dat de verrichte activiteiten met de LHBTI-gemeenschap niet ten voordele meewegen in de beoordeling. Eiser heeft namelijk met zowel de overgelegde stukken en zijn verklaringen geen inzicht gegeven in zijn gedachtes, gevoelens en beleving bij het bezoeken van de bijeenkomsten. Zo heeft eiser verklaard dat het hem ‘blij’ maakt om andere gay mensen te zien praten. Verder heeft hij verklaard dat hij er persoonlijk blij mee is dat homoseksuelen in het openbaar bijeen kunnen komen en dat hij blij is dat Nederland zijn geaardheid heeft geaccepteerd. [26] De minister stelt niet ten onrechte dat eisers verklaringen te algemeen en summier van aard zijn, waardoor het niet inzichtelijk is geworden wat de betekenis is voor eiser om deel te nemen aan dit soort activiteiten in Nederland. Aangezien eiser heeft gesteld dat hij deze bijeenkomsten vaak bijwoont, mag van hem worden verwacht dat hij meer verklaart over het uiten van zijn gevoelens met betrekking tot deze bijeenkomsten. Ook de overgelegde verklaringen van Rainbow Den Haag en zijn huidige vriend leiden niet tot een andere conclusie. Deze schriftelijke verklaringen zijn door de minister in samenhang bezien met de verklaringen van eiser tijdens het gehoor. Nu eisers verklaringen vaag en summier zijn gebleven, kan er maar een beperkte waarde worden gehecht aan deze schriftelijke verklaringen. Zo heeft eiser verklaard dat hij niet wist wat in de brief van Rainbow Den Haag stond. [27] De vermelding in de brief over een andere partner is niet de enige reden waarom er beperkte waarde wordt gehecht aan de brief. Eiser heeft namelijk niet inzichtelijk gemaakt wat het voor hem betekent om deel te uit te nemen aan dergelijke activiteiten in Nederland en waarom hij het belangrijk vindt om deel te nemen aan deze activiteiten. Verder heeft eiser niet onderbouwd op welke wijze de overgelegde stukken, waaronder de verklaring van zijn huidige vriend en de foto’s op de LHBTI-bijeenkomsten, in samenhang moeten worden gezien met de verklaringen tijdens de gehoren. De minister merkt daarnaast op dat eiser ten aanzien van zijn huidige relatie in algemeenheden blijft steken. [28] Verder stelt de minister niet ten onrechte dat eiser niet wordt gevolgd in zijn stelling dat hij tijd nodig heeft gehad om erop te vertrouwen dat in Nederland de homoseksuele geaardheid geaccepteerd zou worden en daarom eiser niet uitvoering heeft verklaard. Dat eiser tijd nodig had om te kunnen vertrouwen dat Nederland homoseksuelen accepteert en niet gewend is om over zijn gevoelens te verklaren, wordt niet gevolgd. De onwennigheid om te spreken over homoseksualiteit staat los van het gevoel en de kennelijke gedachtes van eiser die met hiermee gemoeid waren. Eiser is immers sinds december 2021 in Nederland en hij ging voor de coronapandemie al naar COC-bijeenkomsten. [29] Niet wordt ingezien dat eiser ten tijde van het nader gehoor (8 november 2022) en het aanvullend gehoor (26 september 2023) niet meer inzicht kon geven in zijn gevoelens en gedachten. Eiser wist ten tijde van de gehoren namelijk al dat zijn gestelde gerichtheid geaccepteerd wordt in Nederland.
13. Tot slot betoogt eiser dat, gelet op het voorgaande, hij zijn asielrelaas voldoende heeft onderbouwd. De tegenwerping dat eiser onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt hoe het voor hem is om in een land te leven waar homoseksualiteit verboden is, kan geen standhouden. Eiser heeft duidelijk aangegeven dat hij ervoor heeft gekozen om zijn gevoelens voor mannen niet te onderdrukken. Eiser wil een leven kunnen leiden naar zijn eigen keuzes om op die manier gelukkig te kunnen zijn en dat is in Nigeria niet mogelijk.
13.1.
De minister stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat eiser geen inzicht heeft gegeven in zijn gevoelens, gedachten en zijn persoonlijke beleving met betrekking tot discriminatie, repressie en vervolging in Nigeria vanwege zijn homoseksualiteit. Zo zijn de verklaringen van eiser over hoe het voor hem was om in een maatschappij te leven die afkeurend staat tegenover homoseksualiteit te algemeen van aard. Homoseksualiteit is verboden bij de wet verboden en wordt het niet geaccepteerd door zijn familie en de kerk. De minister mag daarom van eiser verwachten dat hij meer verklaart over onder andere zijn (denk)proces waarin hij zich wellicht voor de vraag heeft gesteld wat het betekent om ‘anders’ te zijn dan dat wat de maatschappij verwacht.
Heeft de minister de problemen vanwege de homoseksuele geaardheid van eiser (derde asielmotief) ongeloofwaardig kunnen vinden?
14. Eiser voert aan dat de minister zijn problemen als gevolg van zijn seksuele geaardheid ten onrechte ongeloofwaardig zijn geacht. De minister stelt ten onrechte dat sprake is van een tegenstrijdigheid over het incident in de club omdat de eigenaar van de club zou hebben gezegd dat hij moest vertrekken terwijl eiser zegt dat hij niet binnen is geweest. In het aanvullend gehoor is duidelijk dat sprake is van een misvatting. Dit is gecorrigeerd in de correcties en aanvullingen en niet valt in te zien waarom dit nader zou moeten worden toegelicht. Verder betoogt eiser dat het feit dat hij zijn vrienden heeft verteld over zijn geaardheid niet betekent dat hij daar open over was. De minister miskent dat eiser ook heeft aangegeven dat zijn vrienden zelf hadden geconcludeerd dat hij homoseksueel was. Eiser kende deze jongens al lang en had geen reden om eraan te twijfelen dat zij het niet wisten. Daarnaast wilde eiser niet langer verstoppen. Dit bevestigt enkel dat eiser zijn gevoelens niet wil ontkennen ondanks de problemen die dit zou veroorzaken. Hij heeft geprobeerd in Nigeria zijn leven te kunnen leiden maar toen hij zelf werd geconfronteerd met de gevolgen van zijn homoseksualiteit had hij geen andere keuze dan het land te verlaten.
14.1.
De minister stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat nu eisers gestelde homoseksuele gerichtheid niet geloofwaardig wordt geacht, de verklaringen van de problemen vanwege die gerichtheid ook niet geloofwaardig zijn. Daarnaast zijn eisers verklaringen over zijn gestelde problemen vanwege zijn homoseksualiteit op zichzelf gezien ook ongeloofwaardig.
14.2.
De minister stelt niet terecht dat de verklaringen van eiser over het incident in de club wisselend zijn. Deze wisselende verklaringen mag de minister tegenwerpen aan eiser. Eiser heeft in het nader gehoor verklaard dat er een vechtpartij ontstond toen twee vrienden, [naam 4] en [naam 5] , in de club schreeuwden naar eiser en zijn ex-vriend en riepen dat ze gay zijn. Eiser stelt dat hij is gevlucht en dat hij zag dat zijn ex-vriend geslagen werd. [30] In het aanvullend gehoor verklaard eiser echter tweemaal dat hij door de eigenaar van de club is weggestuurd, omdat de eigenaar eiser en zijn ex-vriend kende als gay jongens en dat hij niet tot de club is toegelaten. [31] In de correcties en aanvullingen wordt g uitleg gegeven voor de wisselende verklaring. Ook op de zitting is niet eenduidig verklaard over waar eiser zich bevond op het moment waarop hij en zijn ex-vriend werden weggestuurd en is er wederom geen duidelijke toelichting gegeven over de wisselende verklaringen. Aangezien dit incident de directe aanleiding was om het land te verlaten [32] en de impact die deze gebeurtenis heeft gehad op de rest van het leven van eiser, mag van hem worden verwacht dat hij hier meer over kan verklaren.
14.3.
Tot slot stelt de minister niet ten onrechte dat eisers verklaringen over de bekendmaking van zijn seksuele gerichtheid aan anderen niet strookt met het taboe dat eiser heeft geschetst. Eiser heeft meermaals aangegeven dat zijn seksuele gerichtheid niet wordt geaccepteerd in Nigeria. [33] Echter, eiser heeft verklaard dat hij aan de twee eerdergenoemde vrienden heeft verteld dat hij homoseksueel is, nadat zij eiser confronteerde met de observatie dat hij nog nooit is gezien met een meisje. [34] Gezien eiser op de hoogte was van het taboe wat in Nigeria op homoseksualiteit ligt, is het niet aannemelijk dat hij na een confrontatie door zijn vrienden direct toegaf dat hij een homoseksuele relatie had. Het enkele feit dat hij – naar eigen zeggen - geen andere keuze had om te vertellen dat hij gay is, of dat die twee vrienden al afwisten van zijn homoseksualiteit doet hier niet aan af.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en de afwijzing van zijn aanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, in aanwezigheid van mr. N. El-Amrani, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.Zie ABRvS 4 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1754.
3.Werkinstructie 2019/17, p. 5.
4.Eiser beroept zich hierbij op Rb. Den Haag (zp. ’s-Hertogenbosch) 11 januari 2024, zaaknummer: NL22.19669 (niet gepubliceerd).
5.ABRvS 20 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:121.
6.Bijvoorbeeld: nader gehoor p. 12 en aanvullend gehoor p. 10.
7.ABRvS 20 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:121.
8.Nader gehoor, p.11.
9.Nader gehoor, p. 11.
10.Nader gehoor, p. 12.
11.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 27 februari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:2331. Bevestigd door de
12.ABRvS 24 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2615.
13.Rb. Den Haag (zp. Utrecht) 5 oktober 2023, ECLI:NL:RBDHA:2024:20884.
14.Rb. Den Haag (zp. Utrecht) 30 maart 2023, ECLI:NL:RBDHA:2024:5277.
15.Nader gehoor p. 12.
16.Nader gehoor p. 11-13.
17.Nader gehoor p. 13.
18.Nader gehoor p. 13.
19.Aanvullend gehoor p. 5.
20.Bijvoorbeeld nader gehoor p. 14.
21.ABRvS 24 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2615.
22.Nader gehoor, p. 11.
23.Aanvullend gehoor, p. 4.
24.Nader gehoor, p. 14.
25.Nader gehoor, p. 15.
26.Nader gehoor, p. 17.
27.Aanvullend gehoor, p. 18.
28.Aanvullend gehoor, p. 19.
29.Nader gehoor, p. 17.
30.Nader gehoor, p. 10 en 20.
31.Aanvullend gehoor, p. 13.
32.Nader gehoor, p. 20.
33.Nader gehoor, p. 8-10, 13 en 18.
34.Nader gehoor, p. 20.