Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 februari 2024 in de zaak tussen
[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
een groepmet voor hem onbekenden onprettig voelt en hij zich in die setting niet goed kan uiten, maar dat dat één op één voor hem anders is. [1] Dit wordt ook bevestigd door [persoon B] , voorzitter van [stichting] , in zijn verklaring van 9 juni 2023. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de staatssecretaris, door acht te slaan op eisers verklaring dat hij last heeft van sociale angsten in die zin dat hij zich in groepen moeilijk kan uiten, met dit aspect voldoende rekening heeft gehouden. Niet is gebleken dat de setting van een hoormedewerker in combinatie met een tolk voor eiser belemmerend is geweest om te verklaren. Dat de staatssecretaris geen oog heeft gehad voor de persoonlijke situatie van eiser, volgt de rechtbank gelet op het voorgaande dan ook niet. Dat de staatssecretaris het in dit verband ook van betekenis heeft geacht dat eiser eerder in het buitenland heeft verbleven (in Polen en Oekraïne), vindt de rechtbank niet onredelijk. Hoewel het algemene sentiment en de situatie voor homoseksuelen in Polen en Oekraïne verschilt van de Nederlandse context, heeft eiser daarmee wel ervaren hoe het is om als homoseksueel te leven buiten (het overwegend islamitische) Gambia en weg van zijn islamitische familie waar homoseksualiteit een taboe is. De beroepsgrond slaagt niet.