ECLI:NL:RBDHA:2024:5277

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
NL23.32736
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing visumaanvraag kort verblijf wegens gebrek aan sociale en economische binding

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een visum voor kort verblijf. De aanvraag werd door de minister van Buitenlandse Zaken afgewezen op 3 november 2022, waarna eiseres bezwaar maakte op 18 november 2022. Op 16 oktober 2023 stelde eiseres beroep in tegen het niet tijdig beslissen op haar bezwaar. De minister verklaarde het bezwaar op 17 november 2023 kennelijk ongegrond. De rechtbank behandelde de zaak op 13 maart 2024 in Breda, waarbij de gemachtigde van eiseres niet aanwezig was.

De rechtbank oordeelt dat de minister de aanvraag op goede gronden heeft afgewezen. Eiseres, geboren in de Filipijnen, had een visum aangevraagd om haar partner in Nederland te bezoeken. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende sociale en economische binding met de Filipijnen is aangetoond, wat leidt tot redelijke twijfel over het voornemen van eiseres om Nederland tijdig te verlaten. Eiseres heeft geen kinderen, is ongehuwd en heeft geen economische middelen om in haar eigen onderhoud te voorzien. De rechtbank stelt vast dat de sociale binding met Nederland, door haar relatie met referent, niet voldoende is om de afwijzing van de visumaanvraag te weerleggen.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat de minister terecht het bezwaar kennelijk ongegrond heeft verklaard. Eiseres heeft geen belang meer bij een uitspraak over het niet tijdig beslissen, omdat de minister inmiddels op de aanvraag heeft beslist. De rechtbank veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 437,50, en verklaart het beroep voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.32736

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. N. Vollebergh),
en

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. R.E. Thijssen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een visum voor kort verblijf.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 3 november 2022 (het primaire besluit) afgewezen. Eiseres heeft hier op 18 november 2022 bezwaar tegen gemaakt.
1.2.
Op 16 oktober 2023 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar bezwaar.
1.3.
Met het bestreden besluit van 17 november 2023 heeft verweerder het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond verklaard.
1.4.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2. De rechtbank heeft het beroep op 13 maart 2024 in Breda op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: referent M.A. van Gageldonk en de gemachtigde van verweerder. De gemachtigde van eiseres is, zonder bericht vooraf, niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of verweerder de aanvraag van eiseres op goede gronden heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van wat eiseres tegen het afwijzende besluit heeft aangevoerd: de beroepsgronden.
4. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten en omstandigheden
5. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en heeft de Filipijnse nationaliteit. Op 28 oktober 2022 heeft zij een visum voor kort verblijf aangevraagd om referent, haar partner, te kunnen bezoeken.
6. Met het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen op grond van artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a, sub ii en b, van de Visumcode. [1] Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf onvoldoende heeft aangetoond en dat er redelijke twijfel bestaat over het voornemen van eiseres om het grondgebied van de lidstaten vóór het verstrijken van het visum weer te verlaten. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
7. Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit kennelijk ongegrond verklaard.
Beroepsgronden
8. Eiseres voert aan dat verweerder ondeugdelijk heeft gemotiveerd dat het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf onvoldoende zijn aangetoond. Zij heeft een relatie met referent, zij overwegen deze relatie in Nederland voort te zetten. Eiseres wil echter eerst kennismaken met Nederland voordat zij een procedure start tot verkrijging van een mvv. [2] Zij zullen de geëigende route volgen.
Verder stelt eiseres dat er sprake is van sociale binding met de Filipijnen omdat zij daar al haar hele leven woont en ook haar familie daar woont. Zij erkent dat de economische binding matig is, maar dat op zichzelf is onvoldoende om vestigingsgevaar aan te nemen. Van contra-indicaties is geen sprake en aangeboden is om eiseres te onderwerpen aan extra toezichts- en handhavingsmethoden (meldplicht of het storten van geld in een depot).
Als verweerder toch twijfels had, dan had een hoorzitting in de rede gelegen. Tijdens de hoorzitting had referent kunnen worden bevraagd over de vrees van niet tijdige terugkeer en had met verweerder over mogelijke oplossingen hiervoor van gedachten kunnen worden gewisseld. Verweerder heeft het bezwaar dan ook ten onrechte kennelijk ongegrond verklaard en daarmee ten onrechte geen dwangsom vastgesteld.
Subsidiair verzoekt eiseres het beroep gegrond te verklaren met veroordeling van verweerder in de proceskosten wegens het niet tijdig nemen van een besluit.
Beoordeling
9. Op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Awb [3] heeft het beroep tegen het niet tijdig beslissen van rechtswege ook betrekking op het inmiddels genomen bestreden besluit, nu de visumaanvraag van eiseres daarbij is afgewezen en aldus niet geheel tegemoet is gekomen aan het beroep.
10. Omdat verweerder alsnog op de aanvraag van eiseres heeft beslist, heeft eiseres geen belang meer bij een uitspraak op het beroep voor zover dat is gericht tegen het niet tijdig beslissen op haar bezwaar. Het beroep beperkt zich tot de beoordeling of verweerder een dwangsom is verschuldigd en veroordeeld dient te worden in de proceskosten. Alvorens de rechtbank aan deze beoordeling toekomt zal zij eerst het beroep inhoudelijk beoordelen.
Doel en omstandigheden van het voorgenomen verblijf
11. In het verweerschrift heeft verweerder gesteld dat in het bestreden besluit ten onrechte staat dat de afwijzingsgrond opgenomen in artikel 32, eerste lid,
aanhef en onder a, sub ii van de Visumcode wordt gehandhaafd. Verweerder vindt dus dat eiseres het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf wel aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank zal daarom alleen beoordelen of de afwijzingsgrond die gehandhaafd wordt het bestreden besluit kan dragen.
Sociale en economische binding
12. Op grond van artikel 32, eerste lid, aanhef en onder b, van de Visumcode wordt een visum geweigerd indien er redelijke twijfel bestaat over het voornemen van de aanvrager om het grondgebied van de lidstaten te verlaten vóór het verstrijken van de geldigheid van het aangevraagde visum.
13. Bij de beoordeling of er redelijke twijfel bestaat over het voornemen van de aanvrager om het grondgebied van de lidstaten te verlaten vóór het verstrijken van de geldigheid van het aangevraagde visum, komt verweerder een ruime beoordelingsmarge toe. [4] Bij die beoordeling laat verweerder zich mede leiden door de intensiteit van de sociale en economische binding van een vreemdeling met zijn land van herkomst. Al naar gelang de sociale dan wel economische binding geringer of juist sterker is, zal ook de twijfel over het voornemen van de vreemdeling tijdig terug te keren toe- of afnemen.
14. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat niet is gebleken van een zodanige sociale binding van eiseres met de Filipijnen dat een tijdige terugkeer is gewaarborgd. Eiseres is ongehuwd en heeft geen kinderen. Het enkele feit dat zij al haar hele leven in de Filipijnen woont en daar familie heeft wonen, maakt de sociale binding niet dusdanig dat tijdige terugkeer gewaarborgd is. Er is geen sprake van een zorgplicht of verantwoordelijkheid jegens haar familieleden. Ook is niet gebleken van zwaarwegende maatschappelijke verplichtingen die eiseres dwingen tijdig terug te keren. Bovendien is er wel sprake van sociale binding met Nederland, aangezien eiseres een relatie heeft met referent.
15. Eiseres erkent dat er weinig tot geen economische binding is met de Filipijnen, omdat zij niet over inkomen beschikt om zelfstandig in het eigen onderhoud te kunnen voorzien. Zij werkt daar niet en er is geen sprake van andere economische activiteiten of verplichtingen. Verweerder heeft daarom in redelijkheid kunnen overwegen dat hierdoor tijdige terugkeer evenmin is gewaarborgd.
16. Vanwege de onvoldoende gebleken sociale en economische binding met de Filipijnen heeft verweerder kunnen concluderen dat er redelijke twijfel bestaat over het voornemen van eiseres om het grondgebied van de lidstaten te verlaten vóór het verstrijken van de geldigheid van het aangevraagde visum. Dat eiseres in Nederland haar partner wenst te bezoeken ter voorbereiding op een aanvraag voor een mvv is invoelbaar, maar maakt niet dat verweerder over de sociale en economische binding van eiseres met haar land van herkomst anders had moeten oordelen. De Visumcode biedt bovendien geen ruimte om de door eiseres voorgestelde waarborgen in de vorm van extra toezichts- en handhavingsmethoden in de beoordeling van de visumaanvraag mee te nemen, ondanks het vastgestelde gebrek aan sociale en economische binding.
17. Gelet op het voorgaande bestond er in dit geval voor verweerder geen twijfel over de uitkomst van het bezwaar, zodat dit terecht kennelijk ongegrond is verklaard en verweerder van het horen mocht afzien. Om die reden is verweerder op grond van artikel 4:17, zesde lid, onder c, van de Awb ook geen dwangsom aan eiseres verschuldigd omdat te laat is beslist op haar bezwaar.

Conclusie en gevolgen

18. Het beroep is ongegrond.
19. De rechtbank stelt vast dat verweerder niet binnen de wettelijke termijn heeft beslist op het bezwaar van eiseres, zodat zij terecht een beroep tegen het niet tijdig beslissen heeft ingesteld. Verweerder wordt daarom veroordeeld in de kosten die eiseres in zoverre heeft moeten maken. Deze kosten stelt de rechtbank met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875,00 met een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit
niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen het bestreden besluit van 17 november 2023
ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten ter hoogte van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier op 9 april 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode.
2.Machtiging tot voorlopig verblijf.
3.Algemene wet bestuursrecht.
4.Zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 december 2013 in de zaak Koushkaki, ECLI:EU:C:2013:862.