ECLI:NL:RBDHA:2024:15998
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.M. Emaus - Visschers
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor gezinsleden van jongvolwassen referent
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij hun zoon, de referent. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 29 september 2021 afgewezen. Na bezwaar van eisers heeft de minister op 8 februari 2024 het eerdere besluit gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep op 26 juni 2024 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eisers als de gemachtigde van de minister aanwezig waren, evenals de referent.
De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. De minister had in een eerdere uitspraak van 15 december 2023 een eerdere afwijzing van de mvv-aanvraag vernietigd, omdat onvoldoende was gemotiveerd waarom de belangen van de Nederlandse staat zwaarder wegen dan die van de eisers en de referent. In het bestreden besluit heeft de minister echter opnieuw de afwijzing gehandhaafd, waarbij hij stelt dat het belang van de Nederlandse staat zwaarder weegt dan het belang van de eisers en de referent om hun gezinsleven in Nederland uit te oefenen.
De rechtbank stelt vast dat er sprake is van gezinsleven tussen eisers en de referent, maar dat dit niet automatisch betekent dat de minister een mvv moet verlenen. De minister moet een belangenafweging maken, waarbij hij alle relevante feiten en omstandigheden in overweging neemt. De rechtbank oordeelt dat de minister dit correct heeft gedaan en dat de belangenafweging in het nadeel van eisers en de referent uitvalt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eisers geen recht hebben op vergoeding van proceskosten.